De woorden in dit verhaal zijn:
sok, speelgoed, spiegel, stoel, spaarpot, stok, stift, schrift, school en spel.
En er zijn nog véél meer woorden met een S. Zoek je mee?
Verhaal:
Sieneke komt net uit school. Ze loopt samen met Sjoerd naar het fietsenrek. Hè wat ligt daar op de grond? Een schrift! Van wie is die? Sjoerd ziet op de voorkant een naam staan. S. van der Sloot. ‘Oh, die ken ik. Hij zit in groep 5. Die zijn al naar huis.’
‘Weet je waar hij woont?’, vraagt Sieneke. ‘Ja, in de Sparrenlaan. In het huis op de hoek met dat grote beeld in de tuin’. ‘Oh, daar fiets ik altijd langs. Ik breng het daar wel. Hè, daar ligt nog wat. Een stift, die hoort vast bij het schrift. Het rijmt ook nog!’
Bij de uitgang van het schoolplein gaat Sjoerd naar links, de ander naar rechts. Als Sieneke bij de Sparrenlaan komt, stapt ze af bij het hoekhuis. Er staat inderdaad een groot beeld in de tuin. Het lijkt wel op een slang?! Ze loopt de stoep op en zet haar fiets op slot.
Ze belt aan bij de voordeur. Die wordt geopend door een knul. Hij heeft een grote stok in zijn hand. ‘Schrik maar niet hoor. Dit is de wandelstok van mijn opa. Hij wilde even in de achtertuin lopen, maar dat doet hij niet zonder z’n stok. Dit gevaarte zet hij altijd in de hal. Hij vroeg of ik hem even wilde pakken.’
‘Het lijkt wel een hockeystick’, zegt Sieneke. ‘Ja, je kunt er mee slaan, kijk maar’. Dat had hij beter niet kunnen doen. Er klinkt ineens gerinkel van glas. En ja hoor, de spiegel achter hem is kapot.
“Ik liep samen met Sjoerd Siepel naar de fietsenstalling.
Vanuit de kamer komt ma aanlopen. Zij ziet de scherven op de grond liggen. ‘Hoe kan dat nu?!’. ‘Ik sloeg er per ongeluk tegenaan. Sorry mama, ik betaal wel een nieuwe van het geld uit mijn spaarpot’. ‘En ik geef uit de mijne ook wat. Je sloeg ermee, omdat ik zei dat het op een hockeystick lijkt’. ‘Ja’, zei mam, ‘Zo zie je maar weer: Een ongeluk zit in een klein hoekje. Ik koop zelf wel een nieuwe spiegel. In de oude zat al een klein barstje.’
‘Waarom kom je eigenlijk hier?’, vraagt mam. Sieneke vertelt: ‘Ik liep samen met Sjoerd Siepel naar de fietsenstalling. Daar vond ik het schrift. Ernaast lag deze stift. Sjoerd zag je naam staan op de voorkant. Hij kent jou!’
‘Ben jij S. van der Sloot?’. ‘Ja ik ben Simon. Ik heb op die plaats in m’n tas gerommeld, maar niet gemerkt, dat er iets uit viel’. ‘Ik rijd hier altijd langs, dus heb ik het even af willen geven’. ‘Dan zijn er wel heel veel seconden bijgekomen’, zegt mam lachend.
Ze loopt de kamer in en komt met een schaal teruglopen. Erin liggen chocolaatjes in de vorm van schelpen. ‘Pak er maar een paar!’. ‘En nog bedankt hè!’, zegt Simon. ‘Ik zie je vast nog wel eens op school. Hoe heet jij?’ ‘Sieneke’. Ze zwaait nog even en stapt op de fiets. Nu snel naar huis.
Als ze over de spoorwegovergang rijdt, hoort ze de bel. Voor de spoorbomen dichtgaan is zij al lang aan de andere kant. Nu is ze super gauw thuis. Mama wacht vast al met een hapje en sapje. Ja hoor, ze kan meteen op de stoel gaan zitten en eten. ‘Waarom ben je zo laat?’.
Sieneke vertelt wat er gebeurd is. ‘Ja ‘, zegt moeder, ‘Een ongeluk’ Zit in een klein hoekje’, roept Sien. ‘Hoe weet jij dat?’. Ik heb dat vandaag eerder gehoord.
‘Dat we vandaag boodschappen gaan doen, heb je ook eerder gehoord! Je wilde een spel kopen voor de verjaardag van Sara. Laten we naar die grote winkel gaan waar ze ook speelgoed verkopen. Oh ja, denk er ook mee aan, dat we een paar rode sokken voor je kopen!
In een oude sok zit een gat.’ Het tweetal gaat op stap. Hopelijk wordt het een gezellige woensdagmiddag!