De woorden in dit verhaal zijn:
sap, varken, citroen, duif, bier, lippenstift, sleutel, kerstboom, schoorsteen en slot.

Verhaal:

Het is voorjaar. De bloembollen, die een plaatsje hadden in de grond, doen hun best uit te komen. Op veel plaatsen is hun bloemenpracht te zien. Vind jij dat ook zo mooi? Elke bloem is een schoonheid. Bekijk ze maar eens van dichtbij. Het zijn wondertjes in de natuur!

Het is alweer een poosje geleden, dat veel mensen iets anders in huis hadden. Geen gewone boom, maar een …. kerstboom! Sommige met wortels, andere afgezaagd en niet te vergeten nep-kerstbomen! Die met wortels kunnen opnieuw gebruikt worden, als je hem goed kan verzorgen. Ook de nep-boom (of kunstboom), als je plaats hebt om hem een jaartje op te bergen.

Bert zijn vader heeft een groot stuk land waar hij naaldbomen heeft staan. Kleine, maar ook grotere. Hele lange rijen staan er. Bert en zijn vriendjes spelen wel eens tussen de bomen. Ze moeten wel voorzichtig zijn dat ze de takken niet beschadigen. Vorige week holden ze er ook tussendoor en speelden ze verstoppertje!

Opeens gilde één van de jongens: ‘Hé daar loopt een varken.’ ‘Dat kan toch niet? Er zijn overal afrasteringen. Wij hebben het hek, waardoor wij hier kwamen toch afgesloten? Ik zie het varken nu ook. Kom dan gaan we even naar mijn pa. Die is thuis.’

Pa zat een glas bier te drinken. Lekker buiten in het zonnetje. Ma kwam er aanlopen, uit de keuken, met een glas gevuld met sap van een citroen gemengd met water. Bert vertelde zijn ouders over het knorbeest.

‘Ik ga meteen kijken’, zei pa. Op hetzelfde moment vloog er een duif over zijn hoofd. ‘Hoi duif! Ben jij die vogel die daarnet op die hoge schoorsteen van de fabriek zat te koeren?’, zei ma lachend. ‘Zullen wij meehelpen zoeken tussen al die bomen?’ Ma groette een buurmeisje, die net voorbijliep. ‘Tjé! Die is niet zuinig geweest met de lippenstift. De woorden ‘te veel’ zijn hier echt op z’n plaats!’

Pa kon wel wat zoekhulp gebruiken. ‘Jullie krijgen straks iets te drinken hoor! Ik doe even de achterdeur op slot’ ‘Slot?’, zei één van de vrienden. ‘Ja met een sleutel draai je de deur op slot’, zei ma. ‘Oh, ik dacht dat slot iets anders betekende: ‘het einde’. En weer een ander zei: ‘Er is nóg een slot. Slot Loevestein! Daar ben ik vorig jaar geweest’. ‘Dat kan allemaal’, zei Pa. ‘Praat daar maar eens over met jullie meester of juf. We gaan nu op zoektocht. Ik bel

boer Rienus. Ik denk dat het ontsnapte dier van hem is.’

‘Dat klopt’, zegt Rienus, ‘maar ze is weer terug in haar stukje wei. Vanmorgen hebben twee schoolkinderen, een jongen en een meisje, het beest meer loopruimte willen geven. Ze hadden het hek van de wei open gemaakt en ook het hek van jullie bomengedeelte. Toen hebben ze het beest daarheen gelokt. Goed bedoeld, maar dat hadden ze natuurlijk niet mogen doen. Bovendien is dat arme beest, denk ik, doodsbang geweest! Toen mijn zoon net van de markt naar huis kwam, zag hij haar bij de bomen. Hij heeft haar teruggelokt naar haar eigen plekkie. De hekken zijn weer goed dicht. Bedankt dat je even belde’. ‘Knorretje is weer waar zij zijn moet!’. ‘Dan krijgen jullie nu wat te drinken en een koek. Verder vermaken jullie je wel hè? Veel plezier!’, zei ma.