De woorden in dit verhaal zijn:
ijsbeer, clown, gitaar, hamer, papegaai, wortel, kok, rolstoel, huis en kraan.
Verhaal:
Maarten is met een oudere broer John naar een dierentuin geweest. Ze hebben veel dieren gezien. Vooral de ijsbeer had veel belangstelling. Dat was geen wonder, want dat grote witte beest was er met twee jonge ijsbeertjes. Die beestjes speelden zowel in het water (ze kunnen al zwemmen) als op de kant! Moeder beer hield de kleintjes goed in de gaten.
Toen Maarten bij de vogelkooien kwam, zag hij ook een mooie papegaai. Hij had hem graag mee naar huis genomen. Vorig jaar had hij zijn ouders gevraagd of hij er één mocht hebben uit de dierenwinkel. ’t Leek hem zo leuk om er eerst één te hebben. En dan steeds meer, buiten in een grote kooi. Dat feest ging niet door!
Vanuit de dierentuin gaan ze nu op de fiets van John verder. Maarten zit achterop. De bedoeling is, dat ze naar huis gaan, maar er gebeurt wat anders!
Als ze een kwartiertje gereden hebben, moeten ze een brug over. De weg loopt behoorlijk schuin omhoog. Er moet dus stevig doorgetrapt worden. Halverwege de helling zien ze iets zieligs. Een oudere vrouw staat een beetje voorovergebogen. Ze houdt een hand op haar rug.
Voor haar staat een rolstoel. Daarin zit een man. Hij is ook de jongste niet meer.
John stapt van zijn fiets. ‘Heeft u problemen?’, vraagt hij aan de vrouw. ‘Ik voelde ineens een enorme pijn in mijn rug. Ik moet even rusten. Het is een heel geduw hier met die rolstoel!’
‘Misschien kan ik u helpen?’, zegt John. ‘Ik zet even mijn fiets op slot’. John is een sterke knul. ‘Als u een beetje steunt op mijn arm, breng ik jullie over de brug. Daar gaan ze met z’n viertjes over de rivier. John duwt het rolgeval. De vrouw steunt met haar ene hand op Johns arm. Met de andere op de schouder van de kleinere Maarten.
Bovenop de brug staan ze stil. De vrouw steunt nu met beide handen op de brugleuning. Er komen verschillende mooie boten langs.
‘Waar wilt u heen gaan?’, vraagt John. ‘Naar een klein eethuisje hier vlakbij. Eigenlijk waren we van plan om volgende week weer te gaan, maar we zijn ons huis ontvlucht. Onze buren hadden problemen met de watertoevoer in de keuken. Er moest veel gerepareerd worden. Ook de kraan lekte al enige tijd. Al dat geknutsel maakte zoveel lawaai. Toen ze ook nog met een hamer tegen de muur begonnen te slaan, wilden we één ding…. wegwezen. Omdat het toch bijna etenstijd was, wilden we naar Janus gaan. Hij is onze vriend en de kok van ons eethuisje. Hij weet wat we wel en niet mogen eten’.
‘Weet je wat?’, zegt John. ‘Wij rijden jullie erheen en wij drinken er iets’. ‘Ik bel dan onze zoon om te vragen, of hij ons thuis kan brengen’, zegt de oude man. ‘En anders regelen we wel ander vervoer. Ik doe het vandaag verder rustig aan’, roept zijn vrouw.
Terwijl ze dat zegt, komt er een mooi versierde auto de brug oprijden. Er staan een paar mensen op. Ze zijn heel feestelijk gekleed. Tussen hen in staat er een gelijkend op Pipo. ‘Hé’, roept Maarten ‘een clown’. Er wordt heel wat gezwaaid. Dan gaan ze richting ‘Eethuis’.
Het echtpaar gaat naar binnen om te eten. Eerst hebben ze beide knullen hartelijk bedankt voor de hulp. ‘Wij betalen jullie drankjes en hapjes. Zoek maar wat lekkers uit!’
John en Maarten zitten op het terras heerlijk in de zon. Achter die fijne zitplaats ligt een stuk bos. In de verte klinkt muziek van een gitaar en een accordeon. Er wordt ook bij gezongen. De beide jongens zijn nieuwsgierig. Ze gaan op het geluid af.
Daar zitten de lawaaimakers, maar dan wel op een leuke, vrolijke manier. Ze geven aan, dat de nieuwkomers mee mogen zingen. Wat een gezellige boel is dat! Er wordt veel gezongen, weinig gepraat. Eén van de zangers vertelt, dat ze ook veel in tehuizen voor ouderen muziek maken. Gezongen wordt er dan ook. Meestal voor de ouderen bekende liedjes. De oudjes vinden dat leuk! Als je die stralende ogen ziet, als ze meezingen of alleen maar luisteren. Het is heel fijn om daaraan mee te kunnen doen.’
’Kom’, zegt John na een poosje, ‘we gaan kijken, of mijn fiets er nog staat’. Als ze weer bij de weg komen, zien ze dat er mensen bezig zijn om het bejaarde stel te kunnen vervoeren.
Dat probleem is dus ook opgelost. Nu maar kijken, wat er die dag verder nog gebeurt. Er klinkt een fietsbel. Een jonge krantenbezorger komt de afrit van het ‘Eethuis’ afrijden. In zijn hand houdt hij iets en zwaait ermee. Een lekker gezond knabbeltje. Hij heeft het van de hapjesmaker gekregen. Het heeft een oranjeachtige kleur. Een ……?? LETROW Wat staat daar nu? Begin bij de W….. ! Succes!!!!