De woorden in dit verhaal zijn:

boom, chips, auto, kikker, komkommer, oranje, touw, vogelhuis, kast en hert.

Verhaal:

‘Doortje! Oma belde net of wij haar even willen helpen? Zij wil de kast van de zolder opruimen.’ ‘Ja leuk ma! Ik heb best zin in een ritje met de auto. Mag ik eerst nog even naar de buurman? Hij is net begonnen om een vogelhuisje op te hangen tegen de garagemuur. De trap staat al bij de muur. Hij zei dat gister. Hij wil hem zo ophangen dat ik hem vanuit onze tuin ook kan zien’. ‘Oh, dan kijk ik ook even mee’, zegt ma.

Ze heeft nog een stukje komkommer in haar hand. Mam was bezig die te snijden voor de maaltijd vanavond. ‘Wil jij dit laatste stukje nog opknabbelen?’ ‘Ja lekker’.

Ze lopen de tuin in. Buurman staat al op de trap. Hij heeft een meetlat in zijn hand. Hij ziet de buurvrouw en Doortje aankomen. Zij groeten elkaar. Tussen de beide tuinen staat een opengewerkte muur.

‘Doortje vertelde, dat je een woninkje voor de vogels wilt ophangen’. ‘Ja, kijken jullie even op welke hoogte ik dat het beste op kan hangen. Jullie kunnen er dan ook van genieten. Wacht, ik pak het geval er even bij.’ Hij verdwijnt achter de muur. Een ogenblikje later zien ze hem weer. In zijn ene arm houdt hij het houten geval. Hij pakt het in beide handen en tilt het omhoog. ‘Als ik het hier hang, kunnen jullie het dan goed zien?’ vraagt hij. ‘Een beetje hoger, kan dat?’, antwoordt mam.’ ‘Zo beter?’ ‘Prima’ ‘Dan hangen we het hier!’ ‘Heb je nog hulp nodig?’, vraagt ma. ‘Nee het is een simpel klusje’. ‘Dan gaan we nu naar oma, Doortje. Ik zal nog een zakje chips meenemen, dan heb je wat te knabbelen onderweg’.

Doortje zit op de achterbank van de auto. Ze zit lekker te knabbelen. Het is een rit van bijna één uur. Bij een kruising kijkt Doortje naar buiten. De auto moet even stil staan. Vanuit de berm ziet zij een kikker de weg op hollen. Hopelijk bereikt hij veilig de overkant! En verder gaat de rit door een stukje bos. ‘Kijk, daar naast de boom staat een hert’, roept Doortje. Het beest schrikt en holt het bos weer in. Heel snel gaat het allemaal.

Bij oma drinken ze eerst wat en gaan dan naar de zolder. Daar liggen al aardig wat spullen. Wat Doortje het eerst opvalt is een oranje shirt. Het hangt over de trapleuning. ‘Die heeft je pa vroeger gewonnen bij een belangrijke jeugdvoetbal-wedstrijd. Als je het wilt, mag je hem hebben!’ Doortje is er superblij mee!

Er wordt wat schoongemaakt en opgeruimd. Wat kan en mag blijven wordt er weer netjes ingedaan. Weet je wat mama nog in handen kreeg? Het was een touw. ‘Daarmee speelden vooral de meisjes vroeger veel. Touwtjespringen! Ik ga direct proberen of ik het nog kan’.

Beneden in de tuin gaat mam haar kunstjes laten zien. Eerst gaat het wat moeilijk. Dat duurde maar even, want dan….. krijgt Doortje er ook zin in. Maar zo goed als mama het kan, gaat het nog niet. ‘Je neemt het speeltje maar mee naar huis. Ga daar maar oefenen. Weet je wat er wel eens gezegd wordt: Oefening baat kunst!’

En er wordt thuis geoefend. Mama doet haar veel kunstjes voor. Zo goed wil Doortje het ook doen. Dus………