De woorden in dit verhaal zijn:

indiaan, muis, radio, bot, hartje, tulp, bos, tuin, potlood en klas

Verhaal:

Sjaak ligt op zijn bed in zijn kamer. Hij heeft een boek met plaatjes in zijn handen. Er staan afbeeldingen in van een Indiaan. De tekeningen alleen al vertellen een verhaal. Hoe hij woont. En wat hij alleen, samen met familie of bekenden doet. Spannend joh!

Opeens hoort hij de stem van zijn vriend Joep: ‘Sjaak ga je meefietsen naar de racebaan?’ Sjaak springt uit zijn bed en roept vanuit het raam. ‘Ik bekijk net een superleuk boek, maar ik kom er aan’. Hij holt de trap af en zegt tegen zijn moeder dat hij naar de fietsracebaan gaat. Als hij buiten komt, pakt hij zijn fiets. ‘Kom Joep, ga maar van die stoep. Op naar ons raceplekje’. Dat is een oud stukje weg, waar goed gefietst kan worden. Dat gebeurt alleen door kinderen. Er is een aparte start- en finishpunt. Iedereen weet waar hij moet beginnen en eindigen. Soms worden echte wedstrijden gereden voor kinderen.

Als de jongens bij de startplaats aankomen, staan er nog twee jongens uit hun klas. Zij wilden net beginnen tegen elkaar te strijden. Sjaak en Joep kijken elkaar aan. Misschien kunnen we
met die twee een wedstrijd doen? Dat is vlot geregeld. Ze staan allen meteen klaar in starthouding. Boven in een boom hangt een voorwerp. Het lijkt op een klok. Er zit een wijzer op. In plaats van cijfers staan er stippen op. Als de wijzer op de bovenste stip komt, gaat er een klein drempeltje in de weg even omhoog. Als het weer zakt mag je starten. Eén van de starters kan met een druk op een knop op een paaltje de wijzer een rondje laten lopen. Het drempeltje zakt snel. Iedereen kan dan starten.

De rijders moeten zelf in de gaten houden, wie er het eerst aankomt. Ook wie er als tweede en derde binnenkomt. Je kunt dat wel oefenen. De vier jongens kijken naar de wijzer. Joep had de knop ingedrukt. Van tevoren had hij geroepen, ‘Attentie’. (Dat is de gewoonte). Starten maar. Wie er als eerste aankomt? Eén van de klasgenoten. Sjaak is tweede, Joep derde. De vierde? Dat mag je raden!

Sjaak heeft een aantekenblaadje en potlood in zijn broekzak. Op dat lijstje staat hoeveel er meedoen. Nu dus vier. Als hoeveelste hij binnenkomt net dus als tweede. Als hij eerste is,  plakt hij er thuis een stickertje op. Een tulp, zijn lievelingsbloem. Van de laatste twintig oefeningen heeft hij zeven tulpjes op kunnen plakken. Hij weet dat één van de meisjes uit zijn klas ook zo’n lijstje bijhoudt. Zij plakt er een hartje op als zij wint. Sjaak is blij met de overwinningen.

Als ze bijna het bos uit zijn, rent een muis hun voorbij. Joep lacht. ‘Moet je dat beestje zien. Als hij meegedaan had met de race, was hij misschien winnaar geweest!’ De eerste huizen zijn weer te zien. Uit één daarvan klinkt uit een bovenvenster keiharde muziek. In de tuin ligt een hond lekker op een bot te knabbelen. De jongens stoppen even. Dan klinkt er: ‘Dit is radio 5, je voelt je thuis’. ‘Kan wel zijn’, zegt Sjaak, ‘maar ik zou dan wel dat muziek-lawaai wat zachter moeten zetten’. Nu op naar huis. De magen rammelen en wat drinken zou ook lekker zijn!