De woorden in dit verhaal zijn:
camping, fiets, tent, huifkar, hond Benno, voetbal, papegaai, zwemles, glijbaan en trompet.
Verhaal:
Morgen is het zover. Dan gaan ze weer naar de camping. De koffers zijn gepakt. Pa heeft zijn fiets achter op de auto bevestigd. Die wordt eigenlijk alleen gebruikt om boodschappen te halen in het dorp.
Harold kijkt nog even in zijn tas. Daar zitten spulletjes in waarmee hij zich kan vermaken als het weer niet zo lekker is. Papa en mama kijken nog even naar de weerberichten op de t.v. Mooi weer is de verwachting. En dat in de voorjaarsvakantie! Heerlijk toch! ‘Heb je mijn voetbal ook ingepakt?’ ‘Natuurlijk jongen. Gister heb ik hem al een plekje gegeven in de achterbak. Je kunt vast ook wel in het zwembad met de verwachte temperatuur. Je hebt gelukkig zwemles gehad en je diploma gehaald. Je mag nu met ons in het diepe bad. Je hebt al jouw spulletjes nagekeken, zag ik? Zoek dan nu je bed op. We vertrekken morgen vroeg’, roept mama.
De volgende morgen straalt het zonnetje. Ze zijn alle drie snel startklaar. Alles wat nodig is, wordt in huis gecontroleerd. Ook de ramen en deuren. Je moet het mensen die in willen breken niet te gemakkelijk maken toch? En daar gaan ze. Sommige buren zwaaien hen vriendelijk uit.
‘Wat doen we?’, vraagt Pa, na twee uur rijden, ‘Even stoppen om wat te drinken, of nog even doorrijden en bij aankomst in het restaurant meteen ook wat te eten’. ‘Doorrijden’, klinkt het uit twee monden. Daar zien ze de eerste tenten al staan. Bij de ingang gaan ze eerst naar de receptie. Daar moeten wat dingen geregeld worden. Pa heeft een poosje geleden een vakantiehuisje gehuurd, zoals wel vaker op deze plaats. Ze kunnen meteen doorrijden naar hun tijdelijk verblijf. Er staan al aardig wat tenten en campers. Zij rijden langs het zwembad, de speeltuin, het voetbalveldje en een aantal vakantiehuisjes. Het ziet er weer leuk en gezellig uit.
‘Oh kijk eens’, roept Harold, ‘Er is nog een grotere glijbaan bijgekomen. Daar wil ik ook wel eens vanaf’. Er zijn al veel kinderen aan het spelen. Bij het huisje worden de spullen snel uit de auto gepakt, nadat ze binnen de boel nagekeken hebben. Dan op naar het restaurant. ‘Zou die papegaai er nog zijn’, zegt Harold. Dat beestje was er een paar weken toen zij er de laatste keer waren.
Aan dat beestje wordt niet meer gedacht, want er gebeurt wat! Als zij er binnen stappen is er een hoop rumoer. Er loopt een hond los. Sommige mensen zijn zenuwachtig. Van wie is dat beest? Niemand weet het. Er komt een vrouw binnen. Zij kijkt om zich heen. ‘Benno’, roept zij, ‘kom hier!’. ‘Sorry allemaal, hij is ontsnapt. Hij doet niets hoor!’ Ze doet hem de riem weer om en vertrekt. Het is weer rustig. Het eten en drinken smaakt het drietal lekker.
Als ze buiten komen is er nog een verrassing. Vanaf de weg komt een huifkar de camping oprijden. Er zitten een aantal mensen en kinderen in. Harold en zijn ouders hebben er ook een keer in gereden. Superleuk! Een tocht wordt er gemaakt langs leuke weggetjes in de omgeving. Er is van alles te zien! Soms staan ze even stil en dan speelt de rijder bekende wijsjes op zijn trompet. Wie zin heeft, zingt mee. Bij aankomst en vertrek van de camping blaast hij ook even een paar mooie toontjes. Iedereen weet dan dat hij gaat of komt. En ja hoor daar klinken de vrolijke tonen. Nu als aankomst-teken!