De tien woorden in dit verhaal zijn:
knippen, pop, bezem, kabouter, euro, gevaar, broer, tractor, dokter, haar
Verhaal:
Wandelen in een bos over bospaadjes is leuk! Er zijn niet alleen bomen, naaldbomen en bomen met blad te zien. Op de grond groeit ook van alles, bijvoorbeeld de hei. Als die bloeit zie je een prachtige paarse kleur! Geweldig mooi!
Donald loopt naast zijn moeder. Zij is een poosje geleden gevallen en loopt nu met een wandelstok. Er was gelukkig niets gebroken. De dokter vindt het prima dat zij een eindje wandelt.
Eerst zou Frenk, zijn broer, ook meegaan. Maar hij mocht met pa mee op de tractor. Er moest onverwacht een karweitje gedaan worden op het land. Frenk moet natuurlijk wel goed opletten en doen wat pa zegt. Dan is er niet veel gevaar!
Donald let ook mee op of er kuiltjes of hobbels zijn op de plaats waar zij lopen. Het zou natuurlijk niet best zijn als ma weer zou vallen!
‘Zullen we ook even langs het veld lopen waar pa en Frenk bezig zijn?’, vraagt Donald. ‘Ja dat is een leuk idee’.
‘Pas op ma, daar ligt een hondendrol. Daar kun je beter niet instappen’. ‘Zou de eigenaar van dat beest niet gezien hebben dat het midden op het wandelpad ging zitten? Hij of zij moet toch zorgen dat het beest op een plaats gaat zitten waar niemand er last van heeft! Maar dat hoef ik jou eigenlijk niet te zeggen hè?’ ‘Nee, en er zijn altijd nog poepzakjes te gebruiken. Maar wie weet dat nou niet?’.
Ze zijn bijna op de plaats waar pa en Frenk rondrijden. Het laatste stuk is een verhard stuk weg. Links staat in het bos een mooi groot huis. Er staat een heg omheen. Er staat een man zijn best te doen om er een stuk vanaf te knippen. Hij heeft al een groot gedeelte klaar. Het is een hele klus. Hij heeft het kennelijk behoorlijk warm. Hij haalt een doek tevoorschijn en veegt zijn gezicht en haar af. ‘Het ziet er mooi uit’, zegt mama. ‘Ach, je moet het zo nu en dan bijwerken. Maar bedankt voor het compliment’, zegt de man lachend. ‘Morgen komt er weer een dag. Het is mooi geweest’ Hij kijkt om zich heen.
‘Nu eerst met een bezem het opruimwerk doen. Nu moet ik hem eerst ophalen. Hij staat nog tegen de schuurdeur’. ‘Zal ik hem even halen?’, vraagt Donald. ‘Graag’, zegt de man. Donald holt naar de schuurdeur en komt met het veegmiddel terug. ‘Bedankt knul!’.
‘Kijk eens. Dit gevalletje vond ik net naast de heg’. Hij haalt een euro tevoorschijn. ‘Die is voor jou, niet veel, maar wel gauw verdient’. ‘Ik vul er mijn spaarpot wel verder mee. Bedankt! Ik zag net een kabouter staan in de tuin. Heel leuk is hij!’
Donald gaat naar zijn moeder. Zij horen op hetzelfde moment een tractor. Dat is toevallig! Ze lopen zo snel mogelijk ernaartoe. En ja hoor, daar zijn de andere familieleden. Ze zwaaien naar elkaar.
Frenk heeft iets in zijn hand. Het lijkt wel een pop. ‘Die lag op het veld!’. ‘Misschien heeft een kind verdriet, omdat ze het kwijt is. We vragen wel in de buurt of in het buurthuis of iemand er iets van weet. Neem het maar mee.
‘Blijven jullie nog lang bezig?’ Pa schudt zijn hoofd heen en weer. Nee dus! ‘Als je met hen mee wilt, stap dan nu maar af. Ik kom zo. Je weet wat ik nog moet doen!’. Frenk verlaat het voertuig en gaat met de andere twee naar huis.