De tien woorden in dit verhaal zijn:
kleuren, kassa, piepen, speeltuin, bushalte, rook, uil, wandelen, zwembroek en vanavond

Verhaal:

Daar staan ze dan met z’n zessen bij de bushalte. Je wilt natuurlijk graag weten wie ze zijn. Theo met zijn zusje Judith. Bij Theo staat Hanno, zijn vriend. En Judith staat te babbelen met haar vriendin Heleen. Dat zijn dus vier van de zes. De andere twee zijn pa en de papa van Theo en Judith. De twee jongens en meisjes zijn best een beetje zenuwachtig.

Weet je waar de bus, als hij tenminste komt, hen naar toe brengt? Iets waar de meeste kinderen graag naar toe willen. Naar een speeltuin! En dat is nog niet alles! Er is een zwembad bij. Geweldig hè?

Het duurt langer voor de bus komt dan zou moeten! Er staan meer mensen te wachten. Men begint te mopperen. Wat is er nu weer aan de hand? Eindelijk komt het vervoer voorrijden.

Als iedereen een plaatsje gevonden heeft, gaat de chauffeur even staan. Zodanig, dat hij naar de reizigers kan kijken. ‘Sorry, dat ik zo laat ben. Ik moest onderweg ergens stoppen en wachten! Er stond een personenwagen in brand. Kennelijk iets met de motor aan de hand. Er kwam rook onder de motorkap vandaan. Het verkeer kon er nog wel langs rijden. Dat werd geregeld door een agent, die met een fluitje stond te piepen. Ik ga nu starten. Goede reis!’

Sommige mensen bedankten voor de uitleg. En daar gaat de bus de weg op. Vanaf de bushalte, waar het zestal uitstapt, moeten ze nog een eindje lopen.

‘We wandelen nu rustig naar de plaats, waar we willen zijn’, zegt pa. Van rustig komt niet veel terecht. Er wordt van alles gedaan, maar met veel plezier! Opeens roept Theo. ‘Stil, moet je daar eens zien! Op het dak van dat schuurtje zit een uil!’. Theo wijst het beestje aan. Geen van allen heeft ooit zo’n beestje gezien! Ze bekijken het goed.

‘Kom we gaan verder’, zegt ma. En zachtjes laat zij een ander geluid horen: ‘, Roekoe roekoe.’ Het beestje draait met de kop. Het geluidje kwam zeker bekend voor!

Als ze op de plaats komen, waar ze willen zijn, gaan ze naar de kassa. Een juffrouw vraagt lachend. ‘Spelen of alleen maar spetteren’. ‘Beide’, zegt ma. ‘Ach, ik ben mijn zwembroek vergeten’, roept Hanno geschrokken. ‘Geen probleem, lenen kan. Kost wel 1 euro. Na gebruik inleveren’. Ma regelt alles!

‘Tsjonge, wat kan hier veel’, lacht pa. ‘Er was vroeger veel minder speelspul’. Overal hangen ook nog vlaggetjes in vrolijke kleuren. ‘Gaan jullie je maar vermaken. Wij gaan even naar het terras om de krant te lezen. Wij komen zo wel even bij jullie kijken. We horen wel, wanneer jullie willen zwemmen. Wij gaan dan mee het water in’, zegt pa.

Eten vanavond’, roept pa, ‘dat doen we onderweg op de terugweg naar de bushalte. Ik zag onderweg, lopende hiernaartoe, een leuk eethuisje’. Nou daar hebben ze wel zin in. Ze mogen dan zelf iets uitzoeken. Maar nu eerst spelen en daar gaan ze!