De tien woorden in dit verhaal zijn:
mais, boer, hond, school, nieuw, juf, fiets, auto, boek en pen
Verhaal:
Mario gaat op de fiets naar het huis van zijn vriend Colin. Die woont bij een boerderij. Samen rijden ze dan naar het clubhuis. Er wordt daar van alles gedaan. Je mag er schilderen, tekenen, spelletjes doen en legpuzzels zijn er volop! Ook worden er buiten vaak leuke dingen gedaan.
Het is een nieuw gebouw. Er is een grote zaal met veel stoelen voor het bekijken van films, toneelvoorstellingen, enz. ‘Jéé’, zegt Mario, ‘Wat zijn de planten van de mais groot geworden. Je ziet bijna niets meer van de omgeving. Toen we een poosje geleden hierlangs fietsten, zagen we nog koeien en paarden in de weilanden lopen!’ ‘Och’, zegt Colin, ‘over een poosje is alles weer te zien. Dan wordt de boel weer opgeruimd. Dan wordt de wereld weer een beetje groter. Dat laatste zegt mijn ma altijd!
En pa heeft ook een ook een praatje: ‘Bijna alles wat je laat groeien, moet je op tijd weer snoeien.’ Mario roept: ‘Help! Wij groeien ook’. ‘Grapjas. Alleen de haren gaan ze soms snoeien bij de kapper’.
Ze horen een auto aankomen. Ze gaan achter elkaar rijden. Als de wagen voorbijrijdt, zien ze dat de juf van hun klas achter het stuur zit. Op de achterbank zitten twee kinderen. Ze zwaaien. Ze worden naar het clubhuis gebracht.
Ze moeten een bocht omgaan. Wat rijdt daar? Een boerenkar met een paard ervoor. ‘We zullen erlangs moeten rijden’, roept Mario. De boer, die op de kar zit, gaat een beetje naar de kant van de weg. ‘Kom maar op. Fiets maar door’, zegt hij. Colin schrikt als er plotseling, vanaf de kar, een hond naar hem begint te blaffen. De baas zegt:’ Koest, het is goed.’ Colin is een hondenvriend, ‘Je bent braaf’, roept hij naar het beest.
Ze komen bij het clubhuis aan. Er staan al veel kinderen bij de deur. Bijna allemaal gaan ze naar dezelfde school als Mario en Colin. Daar komt de leidster. Zij groet de jeugd. Er staan ook al een aantal vrijwilligers. Die helpen zodat alles goed blijft gaan. Meestal gaat het goed.
Vorige week was er iets naars gebeurd! In één van de kasten ligt een stapel boeken om te lezen of plaatjes te kijken. Eén van de kinderen zat aan een tafel ergens in de hoek. Ze had van een tafel waar getekend en gekleurd werd stiekem wat gepakt. Enkele kleurpotloden en een pen! Van de stapel boeken had ze een gepakt. Niet om ermee te doen wat de bedoeling was. Zij begon erin te krassen. Aan iedereen was verteld dat zoiets niet mocht. De leidster zag het. Je weet natuurlijk wat er gebeurde!
Ook moest zij het tegen haar moeder vertellen, toen die Lonnie, zo heet het meisje, op kwam halen. Er moest een nieuw boek komen. Lonnie, de deugniet, heeft erge spijt dat ze zo stom gedaan heeft! Ze belooft het niet weer te doen! Het boek komt er. En Lonnie betaalt mee uit haar spaarpot!