De tien woorden in dit verhaal zijn:
potlood, wieg, gevangenis, opa, brommer, pas op, staart, w.c rol, streng en tunnel
Verhaal:
Ik ben Felix en mijn zuster heet Jet. Zij is elf jaar ouder dan ik. Onze opa (meestal noemen wij hem Grootje) is bij ons. Hij kwam de zaag terugbrengen en gezellig wat kletsen. De tv staat aan, want pa wil het nieuws even zien en horen.
Jet en ik hebben vandaag een vrije dag. Een vrije, maar geen blije dag voor Jet. Zij vertelt aan Grootje dat de buurvrouw haar gevraagd had of zij even op haar baby wilde passen. Dat wilde Jet wel. De buurvrouw vertelde, dat ze zich zo ziek voelde. Ze had een afspraak met de huisarts bij haar huisarts. De baby was kennelijk ook niet, zoals ze zou moeten zijn. Ze had vanmorgen gespuugd in de box! Toen de zieke buurvrouw vertrok, was Jet al bij de baby. Ze lag in haar wieg. De oogjes zijn wijd open. Jet aaide haar over haar wangetjes en zei dat ze maar lekker moest gaan slapen! Zij had een boek meegenomen en begon erin te lezen. Niet zo lang, want ineens hoorde zij gespuug. Nee hè? Maar het was wel zo! De baby zag eruit! Jet moest iets hebben, waarmee zij de troep kon opruimen en weggooien. Zij was naar de keuken gelopen, maar zag, dat de rol keukenpapier leeg was.
Wat nu? Toen pakte ze maar een w.c. rol. Met het papier kon ze de boel een beetje schoonvegen en weggooien! Maar ja, het bleef niet bij een keer, dat gespuug. Er zaten niet veel velletjes op het rolletje toen de moeder weer terugkwam. Oppassen vindt Jet leuk, maar aan schoonmaken heeft ze een hekel! Je had het gezicht van haar moeten zien!
Ineens roept Pa: ‘Even stil zijn!’, De nieuwslezer vertelt dat er iemand in de gevangenis had gezeten, terwijl hij niets gedaan had. ‘Een rare zaak, niet te geloven!’, zegt Pa. ‘Ik heb ook wel eens in de bak gezeten’, zegt Grootje met een grijns op zijn gezicht. ‘Ja’, zegt hij tegen mij, alsof ik dat niet weet, ‘zo’n opbergplaats noemen ze ook wel de bak of nor’. Pa staat op, ‘Dat verhaal ken ik al. Ik ga even in de tuin werken!’
Grootje in de bak? Ook Jet heeft hier nooit iets over gehoord. Wij zijn allebei erg verbaasd. Die lieve, altijd vriendelijke man! ‘Vertel op Grootje’, zegt Jet, ‘Wij zijn héééél nieuwsgierig.’ Opa neemt eerst een slok van zijn koffie.
‘Het is allemaal heel lang geleden gebeurd. Ik was toen een jaar of 14. Ik had een vader, jullie overgrootvader, die heel streng was. Hij zou nooit eens zeggen dat ik iets goed gedaan had. Overal had hij commentaar op. En weet je wat ik wel eens moest doen? Strafregels schrijven. Vaak heel veel regels. Soms werd ik zo kwaad, dat ik in mijn potlood beet om maar niet te schreeuwen. Eén keer weet ik nog heel goed. Ik was toen ergens heen geweest. Op de terugweg moest ik door een tunnel fietsen. Ik moest ervoor stoppen, omdat er een ongeluk gebeurd was. Eindelijk mochten de fietsers doorrijden. Door dat wachten kwam ik een half uur te laat thuis. Er volgde een nare straf. Een week lang geen beleg op mijn brood.’
‘Oh ja, ook nog een voorbeeld van een gebeurtenis met de hond van de overbuurvrouw. Ik had per ongeluk op zijn staart getrapt. Hij jankte het uit. Ik gaf hem een paar aaitjes over zijn kop en hij likte mijn hand. Weer goeie vriendjes dus. Ik weet niet wat pa ervan gezien had, maar hij bestrafte mij wel.’ Tsjonge, een heel verhaal! En … het belangrijkste komt nog. Waarom kwam ik in de bak?’
‘De vader van een vriend van mij had een tweedehands brommer gekocht. Wij wilden er zo graag ook eens op rijden. We wisten allebei hoe dat moest. Mijn vriend ging eerst. Ik fietste er achteraan. Ik moest keihard trappen om hem bij te houden. Toen was ik aan de buurt. Mijn vriend fietste niet mee. Hij had er geen zin meer in. Daar ging ik. Wat een belevenis.’
‘Opeens hoorde ik bij een kruising van weggetjes roepen: ‘Pas op’. Het was een agent. Van links kwam een fietser. Ik remde, maar raakte de fiets. De man viel om. Gelukkig niets aan de hand. Ook geen schade. De fietser kreeg een waarschuwing. Ik mocht doorrijden.’ ‘Ik kreeg toch straf. Hoe? Mijn vader hoorde wat er gebeurd was. Hij was naar het politiebureau gegaan en had gezegd dat ik niet op die brommer had mogen rijden. Ze moesten mij maar één dag en één nacht in een politiecel opsluiten met alleen maar water en droog brood. Zo is het gebeurd. Nu kan ik er wel om lachen, maar toen……!’