De tien woorden in dit verhaal zijn:
voorzichtig, stapel, bezem, zitten, taart, niks, huis, buren, tram en zee

Verhaal:

Jip is met zijn ouders naar opa’s verjaardag geweest en heeft heerlijke taart gegeten. Ze hebben er ook nog avondeten gehad.

Het wordt schemerig! Ze lopen op de boulevard langs het strand. Ze hebben een mooi uitzicht op de zee. Ze gaan met de tram naar huis. Ze zien dat die net voor hun neus wegrijdt. Bij de tramhalte ziet pa, op een bord, dat de volgende pas over een half uur komt. Dat is pech hebben, maar geen straf. Kunnen ze nog van de grote watervlakte genieten.

Er lopen nog maar weinig mensen op het strand. Daar komt een jongen aanfietsen. Hij slingert een beetje heen en weer, net of hij naar muziek luistert en meedeint. Ma vindt het maar niks. ‘Wat een waaghals. Hij brengt anderen en zichzelf in gevaar’, moppert ze.

Ze gaan even op een muurtje zitten. Ze zijn, zo te zien, bezig om een deel daarvan te vernieuwen. Er ligt een hoge stapel stenen. Tussen de lage muur en de stapel stenen is een smalle ruimte. Als je goed luistert hoor je het geluid van de golven. Ma kijkt even om zich heen. Aan de overkant van de boulevard staat een leuke kleine woning. Een oude vrouw is bezig om haar stoepje met een bezem schoon te vegen. Zij kijkt even richting de zee. Ma wuift met haar armen. Er wordt teruggezwaaid. Jip zwaait ook met beide armen.

Dan ziet hij dat de waaghals op de fiets terug komt rijden. Nog steeds slingerend! Hij ziet ook dat er niet om de hoop stenen heengereden wordt, maar door die smalle tussenruimte. Ineens is hij foetsie. Wat is daar nou gebeurd? Vlug vertelt Jip aan zijn ouders wat hij zag. ‘Je droomde zeker’, zegt pa. ‘Nee, echt waar, ik slaap nog niet hoor!’ ‘Laten we maar gaan kijken’, zegt ma. ‘We moeten zo ook naar de tramhalte’. Maar de tram rijdt weer voorbij!

Hoe dat kan? Als ze bij de stenen komen, schrikken ze alle drie. De waaghals ligt op de grond, half onder zijn fiets. Zijn hoofd is rood van het bloed. Hij ademt slecht. Pa belt meteen het alarmnummer. Met loeiende sirenes komt er een ziekenwagen aanrijden. Twee mannen springen eruit. Ze hadden niet veel later moeten komen. Het ziet er niet best uit! ‘Dan heeft Jip hem gered’, zegt pa. ‘Het had heel anders af kunnen lopen. Nu kunnen ze hem misschien nog redden!’

Er gebeurt veel in korte tijd. De buren van de oude vrouw in het huis aan de overkant hadden wel de sirene gehoord. Zij kwamen kijken en hoorden, wat er gebeurd was. Zij hadden de valpartij niet gezien, dus ook niet kunnen helpen. Zo zie je maar weer. Je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn!

Wie wordt de volgende morgen in de krant genoemd? …… (Gelukkig niet beroemd!)