De tien woorden in dit verhaal zijn:
afspreken, brug, spelen, klimrek, verstoppen, minder, lang, vierkant, garage en gauw
Verhaal:
‘Dag buurman Reinier. Je bent druk bezig zie ik’, zegt Desiree, nadat ze de garage binnengelopen is. ‘Ik heb net boodschappen gedaan aan de andere kant van het kanaal. Toen ik op de terugweg over de brug liep, zag ik je zoon Herbert. Hij was aan het spelen met een vriendje. Ze kropen achter die pilaren en als er iemand voorbij liep, sloegen ze met een stuk metaal op een hard voorwerp, een vierkant geval. Zo wilden ze mensen, groot en klein, kennelijk laten schrikken. Toen ze mij zagen schrokken ze en gingen zich gauw weer verstoppen! Ik wil je even waarschuwen, want spelen bij dat diepe water is toch wel gevaarlijk!’
‘Ja dat is het ook’, zegt de vader van Herbert. ‘Ik ga gauw mijn handen wassen, want die zijn onderhand zo zwart van dat geknutsel aan mijn auto. Ik ga er dan snel naar toe. In ieder geval bedankt dat je me even waarschuwt. Ik zeg nog even tegen mijn vrouw waar ik heen ga. Zij ligt in bed, omdat zij zo’n hoofdpijn heeft. Hopelijk is het geen griep!’
Buurvrouw Desiree loopt richting haar eigen huis. Plotseling draait zij zich om en zegt: ‘Laten we afspreken dat jullie me waarschuwen, als ik ergens mee kan helpen.’ Als pa klaar is, loopt hij zo snel mogelijk naar de plaats waar de knullen hun spelletje spelen. Als je dat zo kunt noemen?! Er lopen veel minder mensen, dus was de lol er voor de jongens af.
Ze hadden iets anders bedacht; iets héééél stoms. Eerst gebruikten ze de brugleuning als een klimrek. Soms werden ze gewaarschuwd door voorbijgangers om voorzichtig te zijn. Maar ja, de knapen denken dat ze stoer bezig zijn. Ze klimmen zo hoog, dat ze over de rand kunnen hangen. Herbert probeert zijn been over de leuning te slaan. Dat valt niet mee. Het lukt!
Maar dan begint een hond achter hem te blaffen. Herbert schrikt, zijn hand schiet los en al gillend valt hij naar beneden in het water. Pa ziet het gebeuren. Hij holt naar de plaats van het ongeluk. Hij wil zijn zoon achterna springen. Er komt een jonge man aan rennen. Die roept: ‘Niet doen. Ik spring wel. Ik heb dat veel vaker gedaan. Pak hem daar maar van mij over.’ Hij wijst naar de walkant.
Pa rent naar de aangewezen plaats. Het duurt wel lang voor de jonge man, na een duik, boven water komt. Als hij komt houdt hij een arm om de middel van de drenkeling. Met de andere hand doet hij een duim omhoog, als teken, dat het oké is. Hij zwemt naar pa toe. Die pakt zijn zoon aan. Ik hoef niet te vragen of hij dankbaar en blij is! Pa doet snel zijn jas, die hij al uitgedaan had, om het lichaam van Herbert.
Er stopt een auto. De chauffeur zegt: ‘Stap maar gauw in’. Pa roept nog een aantal keer: ’Bedankt’ naar de redder. De kletsnatte man? Die weet zichzelf wel te redden. Voor hem was het een herhalingsklus. Genoeg mensen die wat voor hem willen doen!