De tien woorden in dit verhaal zijn:
hout, beer, boot, tent, schieten, zand, kussen, krant, niets
Verhaal:
‘Frenkie, heb je zin om komend weekend met ons naar onze boot te gaan? Je weet dat wij hem voor de winter altijd in de stalling brengen. De plaats waar hij nu aan wal ligt, is hier niet zo ver vandaan. Je ouders vinden het prima.’
‘Ik wil dolgraag. Hoe lang gaan we weg?’ ‘A.s. vrijdag, als je uit school komt, rijden we er heen. En we blijven twee dagen op het water. We varen dan nog wel natuurlijk. Er is vast wel veel moois te zien. En twee nachtjes daar aan boord. De tent hoeft dus niet mee!.’
Opa lacht! ‘Jij zorgt wel voor mooi weer hé? Veel spullen hoef je niet mee te nemen. Regel dat maar met je ma! Oh ja, dat lekkere dikke kussen dat je de laatste keer meebracht, vergeet dat niet. Je kunt dan weer wat hoger zitten en beter naar buiten kijken. Weet je nog, dat je vaak die grote witte beer voor het raam neer zette op die verhoging. Als we andere boten voorbij voeren, of zij ons werd er gezwaaid naar het beest, vooral door kinderen. Zo’n wit monstertje valt wel op!’
Het dus een …….?
Als je iets graag wilt, lijkt het vaak of de tijd langzamer gaat. Eindelijk kunnen opa en oma Frenkie ophalen. Er gebeurt zoveel op één dag. Eerst naar school. Gelukkig ging daar alles goed! Z’n klasgenoten wensten hem veel plezier.
Alle spulletjes die mee moeten staan al ingepakt klaar. In een tas? Nee! In een koffer? Nee! In een mand? Ja! En weet je waarom? Het is een voorwerp dat veel op een kussen lijkt. Het kan gebruikt worden als een zitverhoging voor dat witte beest, als die voor het raam zit.
Dan komt het grote moment. Opa en oma stappen aan boord. Opa steekt zijn hand uit naar Frenkie. En hand in hand springt hij naar hen toe! ‘Wij gaan eerst nog even varen’, zegt opa. ‘Onderweg eten we een hapje. Dat heeft oma al klaargemaakt’ Hij start de motor. ‘Leg jij je verhoging op de bank. Stop de spulletjes uit de mand in de kast, zodat die leeg is. Dan heeft je witje ook een zitje.’ Oma helpt Frenkie even en deelt dan iets om te drinken uit. Daar gaan ze. Het is weer een beetje wennen aan het geronk van de motor Frenkie zit op zijn verhoging en kijkt uit het raam. Er is zoveel te zien! Zij varen boten voorbij, maar er zijn ook bootjes, die sneller zijn dan zij. Er wordt veel gezwaaid en gelachen.
Op een mooie plaats legt opa het vaartuig aan de kant. Ze gaan alle drie vroeg naar bed. Als er een vaartuig voorbij vaart, voelen ze een beetje beweging door de golven. Ja, je wordt
gewoon in slaap gewiegd.
De volgende morgen is het wel even schrikken. Er is buiten iemand aan het schieten. Frenkie ziet op een groot veld achter het raam een man lopen. In de ene hand heeft hij een konijn en in de andere een geweer. De man ziet de Frenkie achter het raam. Hij gebaart met zijn arm dat er niets aan de hand is. Hij loopt naar een huis. Ernaast staat voorbijvaart een enorme stapel gehakt hout. Opa en oma waren kennelijk in een diepe slaap. Zij kijken verwonderd als Frenkie vertelt wat hij hoorde en zag.
Als alles gebeurd is, wat voor vertrek gedaan moet worden en zij startklaar zijn, komt er een jongen op de fiets aanrijden. ‘Wilt u een krant voor het weekend kopen van mij kopen?’ ‘Ja’, zegt opa. ‘Ik heb er al eens eerder een van je gekocht. Wel toevallig dat we elkaar hier weer zien.’
Het varen is een feest. Mooi weer! Prachtig uitzicht. En deze keer geen sluizen waar ze doorheen moeten. Morgen gaan ze over een meer varen. Hopelijk zijn er dan ook zeilbootjes, grote en kleine.
Oma zegt ’s avonds na het eten, ‘Jullie vermaken je maar. Ik wil, voor de boot de stalling in gaat, het dek even vegen. Hier en daar ligt een beetje zand. Het is zo gebeurd!’
Zondag, als het schip in de stalling ligt, belt opa een vriend. Ze hadden afgesproken, dat hij hen naar huis brengt. Onderweg ‘dumpen’ ze Frenkie bij zijn ouders. Hij heeft hééél veel te vertellen!