De tien woorden in dit verhaal zijn:
afblijven, bouwhoek , liggen, omhoog, zoeken, minst, klein, rond, vol en links
Verhaal:
De herfstvakantie is voorbij. Riekje en Nardus hebben zin om weer naar school te gaan. Zij zijn een tweeling. Ze zijn op dezelfde dag geboren. Papa en mama waren heel verrast. Het waren een jongen en een meisje. De jongen, hij kreeg de naam Nardus, was een klein mager jongetje. Zijn zusje Riekje zag er heel anders uit. Zij was groter, maar ook dikker. Je hoefde bij hen toen niet te raden wie van de twee Riekje was of haar broertje. Nu is dat natuurlijk nog zo! Alleen is Nardus nu net zo groot als zijn zus. Dat is geen wonder. Hij eet altijd zijn bord vol met eten leeg.
Riekje laat wel eens iets op haar bord liggen. Zij vindt het heel fijn, dat ze niet zo dik meer is. De babyfoto’s van hen beiden wil ze liever niet meer zien. Zij gaan nu allebei naar school. Vaak lopen ze naar school, maar nu brengt hun ma hen met de auto. Zij heeft een afspraak bij de kapster. Vlak bij de school moet zij stoppen voor een zebra. Er steken zes kinderen, die van links komen over, nadat een klaarover-vrouw een vlag omhoog gestoken heeft.
Voor de schooldeur staat de juf van Riekje en Nardus. Als het tijd is om naar binnen te gaan, zegt ze een paar keer: ‘Welkom allemaal’. Zij wijst met haar hand dat de kinderen van haar klas even moeten wachten. Als ze verder allemaal binnen zijn, zegt de juf: ‘Er is iets veranderd in de klas. Ik denk dat jullie het allemaal wel leuk en fijn zullen vinden. We gaan nu in een rij achter elkaar naar binnen. Jullie lopen dan allemaal achter Joep aan; die man daar.’
Het gaat allemaal perfect! Ze staan allemaal zodanig dat ze een hoek van de klas goed kunnen zien. Er hangt een grote doek voor die hoek.
‘Nu wil ik van jullie horen, wat jullie ervan vinden. Op zijn minst een zacht lachje! Ik zal nu de opening verrichten’, zegt de juf lachend. ‘Joep, trek het doek er maar af! Ziet allen de nieuwe bouwhoek. De oude was een rommeltje. Joep, sla nu maar op je trommeltje. Blijf allen wel even staan’.
Er wordt gejuicht en geklapt. ‘Ik vertel eerst even wat allemaal vernieuwd is, daarna mogen jullie gaan kijken. Er zijn nieuwe kasten. Daar staan dozen in. Er staat op wat erin zit. Elke vorm van een blok heeft een aparte doos. Alles kan dus netjes opgeruimd worden. Alles hoeft niet meer door elkaar gegooid te worden. Als een bouwwerk afgebroken moet worden, is opruimen snel gebeurd. Er is ook een kast zonder deur. Je kunt zien wat daar inzit. Ook is nu duidelijk te zien, waar iedereen van afblijven moet. Ook dat hoort erbij!’
De klasdeur gaat open. Er wordt een karretje binnengereden. Er staat een bak met veel gekleurde plantjes op. Ook glazen met frisdrank en koeken op. Daar kan ieder iets van pakken. En dan de nieuwe hoek bewonderen. Die is ook nog mooi versierd!