De tien woorden in dit verhaal zijn:
lijm, knuffel, spook, vliegen, vuur, rennen, mis, deken, boekenkast en druppel
Verhaal:
Gert-Jan zit in de hoek van de kamer. Hij moet daar een poosje rustig blijven zitten. Zijn opa en pa zijn bezig de boekenkast te repareren. Er zit een plank een beetje los. En er moet een plank aan de onderkant bijkomen. Daar mag Gert-Jan dan zijn boekjes en prentenbladen neerleggen. De mannen knutselen niet zo vaak.
‘Zie zo’, zegt opa, ‘nu kunnen we beginnen de boel goed vast te zetten. Daar kunnen we het beste goede lijm voor gebruiken. Heb je die in huis?’, vraagt hij aan zijn zoon. ‘Ja, die staat al klaar, daar op die kist’. ‘Gert-Jan geef jij dat flesje even aan mij?’ De knul legt zijn prentenblad neer.
Zijn gezicht is een beetje rood van de spannende tekeningen. Ze laten een spook zien, die de kinderen op allerlei plaatsen laat schrikken. Het is meestal ook wel grappig.
Vlug geeft hij papa het plastic flesje. Papa draait het dopje eraf. Hij houdt het omgekeerd boven de plaats waar geplakt moet worden. Hij wacht en wacht, maar er komt geen enkele druppel. Hij schudt zijn hand op en neer. Hij knijpt en meteen spuit er een straaltje van dat kleefspul naar buiten. Te veel, maar ja beter dan niks. Vlug zetten ze het knutselwerk in elkaar. Gelukkig gaat het plakken nu gemakkelijk.
Opa staat op en loopt achter een stoel langs. Hij struikelt bijna over een schaapje, dat op de grond ligt. ‘Oh’, roept de jongen, ‘dat is de knuffel van Joke. Ze heeft hier gister gespeeld’. Opa begint te lachen. ‘Ik geef ook wel eens zoiets, maar daar struikel je niet over. Je krijgt er alleen maar meer houvast van’. Er wordt verbaasd gekeken!
‘Ik weet niet wat je bedoelt opa!’ ‘Wat kreeg je vanmorgen van mij, toen ik binnenkwam’. ‘Oh, een knuffel, dat bedoelt opa! Het zijn dezelfde woorden!’.
‘Ja’, zegt opa, ‘zo zijn er veel meer woorden, die ook iets anders kunnen betekenen. Zal ik er 1 noemen: vliegen. Noem maar eens 2 voorbeelden’. ‘Vliegtuigen doen dat’, zegt Gert-Jan. ‘Ja eh…., de beestjes, waar mama zo’n hekel aan heeft. Vooral als ze in de keuken komen’.
‘Weet opa er nog 1?’ ‘Als iemand een bal op het doel schiet en die gaat er niet in, maar er overheen. Dan roepen veel mensen……?’ ‘Mis, jammer of iets anders’, roept Gert-Jan. ‘Het eerste woord wordt in de Katholieke kerk ook gebruikt voor een kerkdienst. Oh, in de kerk werkt soms een man die deken genoemd wordt. En jij weet wel wat er op een bed ligt om warm te blijven, een….. Tegenwoordig noemen ze dat meestal een dekbed.’
‘Nog eentje dan. Iets wat ik wel eens tegen je zeg, als je met een rood hoofd snel en luid praat. Het lijkt wel, of je in vuur en vlam staat. Ik bedoel dan niet zoiets warms. Als je ergens iets ziet vlammen is er brand! En waar brand is, is …….? Dan kun je beter maar gaan rennen. En als je dan bij een kippenboer langs zou gaan, zie je heel veel stukken grond. Om elk stuk is gaas gespannen. Stukken grond met gaas eromheen, is hetzelfde woord als waar je mee bezig bent. Niet hard lopen maar……..’ ‘Met … rennen, ik weet het’, zegt Gert-Jan.
‘Perfect’, opa zucht, ‘Voorlopig genoeg zo. Als je meer wilt horen zal je moeten wachten. Nu eerst papa helpen met opruimen. Dan eten en daarna ga ik oma opzoeken’.