De tien woorden in dit verhaal zijn:
rommel, draak, auto, feestmuts, tafel, nicht, wortel, tak, hok en bus

Verhaal:

‘Mien waar is mijn feestneus? Mien waar is mijn neus? Waar is mijn feestmuts gebleven?’ De stem van Julian galmt door het trapgat. Mientje zit aan de tafel een legpuzzel te maken. Ze staat vlug op, loopt naar de hal. Daar roept ze naar boven: ‘Ik weet het niet. Ik wist niet eens dat je er één had!’ Julian begint hard te lachen. ‘Ik had het niet tegen jou. Ik ben bezig om de rommel in de zolderkast op te ruimen.
Dat hok mag wel eens nagekeken worden. Er ligt van alles en nog wat in. Ik vond deze cd en wilde dit liedje nog eens horen. Je zei net dat je niet wist, dat ik er een had. Mijn neus zit al mijn hele leven op mijn gezicht’.

‘Ik verstond de tweede keer feestmuts. Dat is iets anders’, zegt Mientje. ‘Foutje van mij’, grinnikt Julian. ‘De muts moet neus zijn. Ik laat je dat liedje wel eens horen. Toen ik zo oud was als jij was het hipperdepip’. ‘Wat is dat een raar woord, dat laatste!’, roept Mientje. ‘Grapje, ik bedoel hip, of heel bekend’.

Mientje is een jonger nichtje van Johan. Hij past even op haar. De moeder van het meisje heeft haar gebracht met de auto. Zij is nu even boodschappen aan het doen. En gaat daarna meteen even naar de kapper.

‘Ik kom naar beneden. Gaan we iets lekkers drinken. Wil jij een koek hebben? Ik heb ze gister gebakken! Weet je wat er in zit?……..Wortel!’ Terwijl Julian het lekkers pakt, legt Mientje de laatste stukjes van de legpuzzel. Wat is er nu te zien? Iets griezeligs.
Een draak met zijn bek wagenwijd open. Als Julian dat ziet, lacht hij. Dat beest zingt: Mien waar is mijn feestneus, Mien waar is mijn neus!’.

Daar horen ze de telefoon. Het is de moeder van Mientje. Er is een tak op haar auto gevallen! Er zit een grote kras op het dak! Ze wil het liefst meteen naar de garage en en dan met de bus naar huis. Zou Julian dan Mientje even thuis willen brengen? En daar gaat het tweetal. Ze maken meteen een leuk ritje.
Julian weet wel, wat Mientje mooi vindt om te zien. Er wordt ook gezongen! Ook het lied over dat feestgeval. En denk je dat het nog fout gebeurt?

Als ze bij Mientje thuis aankomen, kent Mientje het lied over Mien bijna uit haar hoofd, zonder één foutje.