De tien woorden in dit verhaal zijn:
ridder, vis, wind, zandbak, klok, frietjes, bad, jurk, buis en vinger

Verhaal:

‘Oh papa, er is nu zo iets moois te zien op de TV. Er rijdt een man op een paard door het bos. Hij heeft een heel mooi pak aan.
Het is een ridder. Hij gaat naar een kasteel. Dat vertelde hij net aan iemand. Hij heeft heel lang haar dat wappert in de wind’.

‘Ik kom zo bij je. Het eten is bijna klaar. Heb je de borden en het bestek al klaargezet op de tafel? Mam en Denise komen er al aan. Ik hoorde de voordeur’. Pa komt de kamer binnen. In zijn ene hand heeft hij een schaal met frietjes, in de andere één met gebakken vis. Hij zet het op tafel en haalt de salade erbij.

‘Doe je de TV even uit Sven!’ ‘Oh jammer, hij is bijna bij het kasteel!’ Pa begint te lachen: ‘Blijf jij dan maar kijken, dan eten wij dit wel op!’ Hij pakt een staafje gefrituurde aardappel en steekt dat omhoog. Met zijn vinger doet hij er een likje mayonaise op. De keuze is voor Sven niet zo moeilijk. TV kijken of lekker eten!

Vlug klikt hij de TV uit. En gaat lekker zitten smullen. “Waar gaat die film over?” vraagt Denise.’ ‘Over een man, die op een paard naar een kasteel rijdt’. ‘Oh, die film heb ik gezien. Hij ontmoet daar een heel mooi meisje. Zij heeft een prachtige jurk aan. Zij mag, samen met de rijder een rit op het paard maken. Dat ziet er zo mooi uit’.

‘En ik zou het mooi vinden, als jullie je bord leeg eten. Daarna komt er nog een lekker toetje’, zegt mam. ‘En dan gaan jullie niet meer achter de buis, maar uit het huis. Buiten spelen! En denk erom, voor het avondeten gaan jullie in bad. Opa en oma komen hier vanavond brood eten. Jullie kunnen daarna nog spelletjes met hen doen.’

Als het toetje op is , helpen broer en zus mee om de boel op te ruimen. Daarna hollen ze de tuin in. Eerst spelen ze een poosje met een bal. Ze kennen verschillende leuke spelletjes. Samen, maar ook alleen.

‘Nu wil ik nog graag even tollen’, roept Denise. ‘Dan ga ik verder met mijn werkje in de zandbak’, zegt Sven. Hij tilt het deksel van de bak omhoog. ‘Hoe vind je het?’, vraagt hij aan zijn zus. ‘Wat een mooi kasteel’, roept zij lachend. ‘Straks komt er nog een mooi meisje uit. Ze heeft dan wel pech, want jij hebt geen paard!’

Dan horen ze de klok van de kerktoren. Vier slagen. Tijd om in huis wat te gaan drinken. Misschien krijgen ze er nog wat lekkers bij’.