De tien woorden in dit verhaal zijn:
vest, kofferbak, stiften, draad, zadel, gieter, sokken, bus, haar en gitaar

Verhaal:

Roelien kijkt door het grote raam in de kamer. ‘Mam, het zonnetje schijnt, zullen we naar buiten gaan?’ ‘Achter het huis is te veel schaduw.
Ik zal even kijken, hoe het voor het huis is! Misschien kunnen we op de bank, die daar staat, zitten.’

Mam gaat naar buiten. Het is daar heerlijk in het zonnetje. Dat hete bolleke doet goed z’n best. Maar het is wel nodig, dat ze allebei hun vest aandoen. En er moet een tafeltje neergezet worden, dan kan Roelien tekenen en kleuren. En daar zitten ze dan. Er zitten meer mensen voor het huis te genieten. Ze groeten elkaar. Sommigen liggen lui achterover met gesloten ogen. Anderen lezen of zitten gezellig te kletsen.

Ma doet een kleurig kleedje op het tafeltje. Ze heeft ook haar breiwerkje meegenomen. Het moeten sokken worden. De eerste is al klaar. Die is heel mooi geworden. Roelien komt aanlopen met wat tekenspul. Een kleurboek en stiften. Ze heeft echt zin om de plaatjes te kleuren. Ma had nog snel even een kam door Roeliens haar gehaald. Het glanst nu mooi in de zon. En daar zitten ze dan. Allebei druk bezig. ‘We zijn echt bezige bijtjes’, zegt ma lachend.

Dan horen ze getoeter van de bus. Die rijdt altijd dezelfde route. Vijf dorpen liggen daaraan. Heen en terug gaat de chauffeur. Voor hij bij een halte komt, laat hij horen, dat hij er aan komt. Hij drukt dan één keer op de knop. Een eindje voorbij het huis van beide bezige bijtjes stopt hij. Er stapt een man uit. Hij heeft beide handen vol. Er valt een gieter bijna op de grond. Met zijn voet voorkomt hij, dat het kletterend op de grond valt. Het is Daan. Een eindje verderop staat zijn auto geparkeerd. Voorzichtig loopt hij er naar toe. Hij opent de kofferbak. Gelukkig, geen brokken. Hij rijdt weg. Hij steekt zijn hand op om te groeten. Velen zwaaien terug.

‘Oei’, zegt mam, Ik heb pech. Er zit een knoop in de draad van de wolknot. Eerst maar eens proberen, of ik die eruit krijg.’ Ze krijgt iets anders te zien, voor ze met haar klusje verder kan.

Er komt een ruiter de straat in. Hij zit op zijn grote vriend: een mooi paard. Hij zit rechtop in zijn zadel. Op zijn rug heeft hij een gitaar. De meeste zongenieters kennen hem. Hij heeft een soort toeter in zijn hand. Hij zet hem voor zijn mond en  roept: ‘Wat wilt u horen?’ Mam zegt tegen Roelien: ‘Je zei vorige week, dat je het lied: ‘Ik houd van Holland’ niet kende. Hij kent het vast wel!’ Roelien stapt vlug achter de tafel weg en roept: ‘Ik houd van Holland wil ik graag horen.’ Ze weet, dat ze nu met een mandje bij de mensen langs moet gaan. Er zijn veel, die er wat geld in gooien. Terwijl Roelien bezig is, hoort zij de zanger. Een hele mooie stem heeft hij en prachtig klinkt het snaarinstrument. Velen zingen mee en hebben veel plezier!

Het geld gaat naar een tehuis, waar verwaarloosde dieren goed verzorgd worden. Ze hebben er veel plezier met elkaar! De zanger heeft ook veel lol. Voor hem is het vrijwilligerswerk. Als hij uitgezongen is, klimt hij op zijn grote vriend. Hij gaat naar een andere straat. Hij kijkt, of er veel mensen buiten zitten. Daar mag dan weer iemand een lied noemen. De pret begint opnieuw. Als de zanger merkt, dat zijn trouwe vriend er genoeg van heeft, gaat hij naar huis!