De tien woorden in dit verhaal zijn:
beren, strik, raam, avontuur, ziek, foto, jam, fiets, tas en pen

Verhaal:

Linda staat voor voor de spiegel in de badkamer. Zij heeft zichzelf weer helemaal netjes aangekleed. Dat was lang niet nodig geweest. Ze was ziek, een hele week.  Vandaag gaat ze voor het eerst weer naar school.

‘Mama waar ben je?’ ‘Ik ben bezig je bed te verschonen. Ik kom zo bij je. Heb je de strik al in je haar gedaan?’ ‘Het lukte me niet. Ik wil hem er nu niet meer in hebben. Mijn haar hangt lekker los. Het waait niet hard. Dat zag ik door het raam!’ Linda gaat de trap af. Zijn haar broers ook al uit bed? De jongens zouden vroeg opstaan. Ze gaan vandaag samen met hun klasgenoten en 2 meesters naar een museum. Het is niet zo ver, dus gaan ze op de fiets. De broers zien er bijna hetzelfde uit. Ze zijn een tweeling!

Mama had gezegd, dat haar ontbijt in de keuken klaar staat, dus naar de ….. Als Linda daar komt, staan haar wat oudere broers allebei hun brood te smeren. ‘Zo zusje heb je weer zin in een hapje?’ ‘Ja, anders zou ik hier niet komen!’ Ze begint te lachen en gaat zingen: ‘Ik zag 2 ……… broodje smeren, oh wat was ’t een wonder … ‘. Allebei tegelijk steken de jongens hun mes omhoog. Het lijkt wel, of het afgesproken is. ‘Niet alleen een broodje,’ roept de één. ‘We smeren jou ook onder de boter,’ zegt de ander lachend. ‘Strooien jullie er dan ook gekleurde hagelslag overheen. Dat zal mama leuk vinden!’

Linda pakt haar brood met lekkere jam, melk en appel. Ze gaat naar de kamer. Mama had de tv al aangezet. Ze wist dat de kinderen nu graag een kort filmpje willen zien. Het programma begint net. Terwijl ze eten, kijken ze.

In het programma gaan een paar kinderen met een hondje wandelen in een bos. Er zijn veel paadjes. Ze lopen steeds weer een ander pad in. Eerst vinden ze het wel spannend. Maar als ze naar huis willen, weten ze niet, hoe ze daar moeten komen. Het is een heel spannend avontuur. Eén van de kinderen roept ineens: ‘Ik weet wat’.  Hij haalt iets van de riem van de hond af. Het is een fluitje. Hij fluit erop. Zo hard als hij kan. Een paar keer doet hij dat. ‘Laten we hier gaan zitten. Misschien heeft iemand het gehoord en gaat ons zoeken. Wij moeten nu goed luisteren’. Hij heeft gedaan wat zijn vader gezegd heeft, toen ze op de camping kwamen. Het blijft stil. Na een poosje blaast hij weer een paar keer keihard. En ja hoor, daar roept iemand: ‘Blijf zitten waar je zit en blaas nog een keer.’

En ja hoor, daar komen 2 mannen aanlopen. Zij brengen de verdwaalde kinderen terug naar de camping. Alles oké! Iedereen blij!! Mama staat achter de filmkijkers. Zij doet de tv uit. ‘En nu vlug naar school! Oh ja jongens, ik heb nog een aantekenboekje en pen voor jullie in mijn tas. En nu wegwezen’, roept ze lachend.