De tien woorden in dit verhaal zijn:
tand, kluis, trucje, ei, kasteel, wol, kerk, tas, sok en baard

Verhaal:

Voor de zoveelste keer draait Gert-Jan zich om in zijn bed. Door een kier tussen de overgordijnen ziet hij, dat het buiten nog donker is. Vannacht heeft hij een zeurderige pijn in zijn kies gehad. Met zijn vinger duwt hij er voorzichtig tegenaan. Hij zit een beetje los, maar zit gelukkig nog in de kaak.

Gister schrok hij wel heel erg, toen hij van zijn fiets viel. Hij raakte met zijn kaak de stoeprand. Hij draait zich nu nog eens om.

Hij komt na een poosje in het dromenland. Hij loopt ergens. Voor hem uit lopen opa en oma. Wat ziet opa er vreemd uit. De onderkant van een pijp van zijn broek zit in de bovenrand van een heel fel gekleurde sok. Mama zou zeggen: ‘Hij loopt voor aap!’ Gert-Jan wil roepen. Dan ziet hij, dat er meer mensen lopen. Ze gaan allemaal rechtsaf naar de ingang van een kerk. Hij loopt rechtdoor. Er loopt iemand voor hem uit. Het lijkt een oude man. Hij gaat langzaam vooruit. Gert-Jan haalt hem in. De man kijkt opzij. Verschrikkelijk dat gezicht, het is erg behaard en heeft een een lange baard. Die hangt bijna op zijn buik. Hij lacht naar Gert-Jan en die schrikt heel erg. Een tand is bruin en staat helemaal scheef. Wat een eng gezicht!

Als Gert-Jan hem snel voorbij wil lopen, zegt de man met een heel zware stem: ‘Ik wil je iets moois laten zien!’ Hij wijst naar de zijkant van de weg. In een kuiltje ligt een gekleurd ei. ‘Daar komt over een poosje een heel mooi vogeltje uit’, zegt hij. ‘Kijk daar vliegt de moeder!’
Gert-Jan kijkt omhoog.  De vogel komt naar beneden en gaat op het kuiltje, nu een nestje, liggen.

Gert-Jan staat ineens alleen te kijken. Waar is die man gebleven? Hij doet een paar stappen. Wat is dàt nou? Voor hem staat een heel groot huis. Het lijkt wel een kasteel.  Op het grasveldje ervoor staat een schaap. Hij lijkt heel dik, maar dat komt door de wol op zijn lichaam. Wat hangt daar nu om zijn hals? Een tas! Wat zou daar inzitten?

Gert-Jan loopt door. Hij ziet boven aan de trap naar de ingang van dat grote gebouw een kist staan. Het lijkt wel een kluis! Hij had zoiets wel eens gezien op de tv. Papa had toen verteld, dat je daar sieraden en ander duur spul in kon doen. Het ligt daarin veiliger dan in een gewone kast. Je kunt hem beter afsluiten. Dan ziet Gert-Jan ineens weer die oude man. ‘Jij wilt die kluis open maken? Dan zal ik je een trucje leren.’ Hij komt dichterbij en kijkt geheimzinnig.

Met een schok schrikt Gert-Jan wakker. Gelukkig op een veilige plek en zonder pijn in zijn kaak. Gelukkig maar!