De woorden in dit verhaal zijn:
dino, konijn, zaag, kasteel, vuist, veter, haai, hamer, vinger en mevrouw
Verhaal:
Twan is op weg naar het huis van opa en oma. Hij logeert daar een weekje. Hij heeft een poosje in de speeltuin gespeeld. Die ligt dichtbij.
Toen hij even bezig was kwam er een jongen aan. ‘Zullen wij samen op de wip gaan spelen?’ vroeg de knul. Dat wilde Twan graag! Ze hadden samen de grootste lol. Het speelkameraadje vertelde, dat hij een paar dagen bij zijn oom en tante logeert. Hij was met hen al naar een tentoonstelling geweest. Heel mooi , maar ook wel een beetje eng.
Hij had daar beelden en geraamtes gezien van enorm grote beesten. Zij leefden heel lang geleden. Er waren ook afbeeldingen te zien, hoe ze er in he echt uitgezien hebben. Veel groter dan een olifant. Ook van een dino die op zijn achterpoten stond. Tjonge, wat een monster was dat.
Twan vertelde, dat hij, toen hij naar de speeltuin liep, een konijn gezien had. Dat konijn kroop heel vlug in een holletje. Dat zou zo’n groot beest natuurlijk niet kunnen!
Daar ziet hij opa lopen. In zijn hand houdt hij een zaag vast. Wat gaat hij daarmee doen? Oh, Twan ziet het al. Opa gaat naar de achtertuin van de buurman. Vlug loopt hij opa achterna.
De anders zo mooie, rustige tuin is een rommeltje. Overal ligt wat: planken, gereedschap, enz. Buurman loopt met een kwaad gezicht rond. Zo nu en dan tilt hij zijn vuist omhoog. ‘Waarom hebben ze die deur er zo stom ingezet?’ ‘Jan, mopperen helpt niet! Wij lossen dat probleem samen op’, zegt opa. ‘Begin maar met de veter van je schoen vast te knopen voor er ongelukken gebeuren. En laten we dan eerst eens koffie gaan drinken!’
‘Julia is er niet! Zij is naar een oude mevrouw toe. Ze had even genoeg van mijn gemopper en gelijk had ze!’ ‘Twan, vraag jij oma even of zij koffie wil brengen?’ Als Twan wegloopt, hoort hij opa zeggen: ‘Jouw vrouwke is soms ook een echte haaibaai!’ Twan doet een stap terug.
‘Haaibaai?’, roept hij. ‘Zij is toch geen haai, dat is een grote vis!’ ‘Natuurlijk is ze dat niet! Ik vertel je nog wel eens hoe en wat. Ga jij maar vlug naar oma. Zij zal de koffie wel klaar hebben. Ik heb haar al gebeld!’
‘Ik heb al gezien wat er aan die deur mankeert. Dat probleem hebben we samen zo opgelost. Al die troep die hier ligt hebben we niet nodig.
Alleen een waterpas en een schroevendraaier! Laten we het eerst een beetje gezellig maken. Opruimen die troep!’ Als oma met haar hulpje de tuin binnenkomt, staan de stoelen al klaar. ‘Gelukkig woon je niet in een kasteel. Daar zitten heel veel deuren in’, zegt oma lachend.
Het klusje is zo geklaard (opgelost) De deur doet het weer prima. En de onhandige buurman raakt ook geen vinger kwijt, want de hamer hoeft hij niet te gebruiken. En zijn vrouw? Die komt weer thuis met een heerlijke appeltaart!