De woorden in dit verhaal zijn:
ligstoel, sparen, kinderwagen, knop, vis, moeder, oprit, gebak, lift en rood
Verhaal:
Katrina en haar moeder zitten samen in de stadsbus. Vlak bij huis hebben ze kunnen instappen. En nu in het centrum van de stad moeten ze eruit! Dat is een heel gedoe! Ze heeft een kinderwagen bij zich. Daar ligt haar zoontje Dolf in.
Mama wacht met het uitstappen. Ze laat alle passagiers voor gaan. Als iedereen de bus verlaten heeft, zegt mam tegen haar dochter:
‘Blijf even rustig staan. Ik stap eerst uit, pak dan de wagen en dan til ik jou eruit!’ Dat is allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan. Gelukkig helpt de chauffeur even mee. Hij wordt hartelijk bedankt.
En nu naar de winkelstraat. Gelukkig is het niet zo heel druk. Katrina blijft plotseling staan en wil wat zeggen. ‘We staan op een oprit. Doe nog even een paar stappen naar de stoep! Wat wilde je zeggen?’
‘Heeft mama die zegeltjes ook meegenomen?’ ‘Ja meiske, die ben ik niet vergeten! We hebben er lang voor moeten sparen, maar we kunnen daar nu iets leuks voor kopen. Laten we maar in deze grote winkel gaan kijken. Ze verkopen hier van alles. En we kunnen hier ook de zegels inleveren voor een tegoedbon.’ Er is een extra loket waar de zegels omgeruild kunnen worden voor de tegoedbon. Er zijn een aantal wachtenden voor mama.
Katrina loopt een beetje rond te kijken. Oh daar is een lift. De deur staat open. Er stapt een vrouw in met 2 volle tassen.
Katrina stapt ook snel in. De vrouw sluit de deur en drukt op de onderste knop. Katrina schrikt wel even. Het gevaarte gaat naar beneden. Ze zijn in de kelder. De vrouw opent de deur en stapt uit. Vlug gaat Katrina achter haar aan. Maar wat nu? Er stapt weer iemand in. Het duurt een poos voor de deur weer open gaat. Eindelijk is het zover!
Katrina stapt vlug in en drukt op een knop die rood is. Die is er om de deur te openen en te sluiten. Dat weet ze. Dat heeft ze vaak gezien. Ze kan er net bij. De deur sluit. Nu op de nummer 3 drukken, dan gaat hij naar de 3e etage. Daar is mama. Die zal wel ongerust zijn. Ze is net te klein om op 3 te drukken. Dan maar op de 1. Ook die zit net te hoog! Ze drukt weer op dat rode geval. De deur gaat open. Ze stapt uit en gelukkig, daar staat mama! Beiden zijn zo blij, dat ze weer bij elkaar zijn.
Maar ach… Dolf ligt te huilen. Die zal wel honger hebben. ‘Ik had niet weg moeten lopen!’ roept Katrina. ‘Laten we maar gauw wat gaan drinken. Jij hebt je lesje wel geleerd. Je broertje kan dan meteen zijn flesje leegdrinken. Wil jij intussen een stukje gebak eten? Dat kan hier zoals je weet. We lopen er direct langs en kun je iets uitzoeken!’
‘Oh mama, daar staat die stoel waar je de vorige keer op gezeten hebt, die ligstoel’. ‘Dan gaan we daar zitten. Alleen zet ik de stoel rechtop.
Want ik moet Dolf zijn fles geven!’ ‘En kan mam daarna lekker liggen’ zegt dochter lief. En daar zitten ze dan. De een gebak te eten en de ander eten te geven. Je weet aan wie hè?
‘Ik heb de tegoedbon goed besteed! Wil je weten wat je krijgt? Iets wat je heel graag wilde hebben! Een mooie glazen bak. Die wordt thuisbezorgd! Wat er in moet kopen we nog wel een keer. Een ……’ ‘Vis’, roept Katrina, ‘een goudvis!’ ‘En een vriendinnetje voor haar’, zegt mama. ‘Alleen is maar alleen! Wij gaan hen met z’n tweeën kopen! Papa mag dan op Dolf passen. Zijn zij ook samen.’