De woorden in dit verhaal zijn:
bus, tractor, gymschoen, zebra, bankje, tekening, bord, lego, steen en toren
Verhaal:
Doodmoe ploffen Wout en Nick neer op een bankje bij een bushalte. Ze zijn zo moe en warm. Het is bloedheet! Ze hebben een heel eind gelopen. En dat is niet alles! Ze hebben een half uur geleden het voetbalveld verlaten. Na een fanatieke training. En de tassen, die ze allebei op hun rug dragen wegen zwaar. Ze hebben hun voetbalschoenen erin zitten. De tas van Wout is nog een beetje zwaarder. In zijn tas zit ook nog een paar extra schoenen. Geen gewone, maar om te gymmen. Die hebben ze net nog opgehaald bij zijn tante Gerda. Het zijn hele mooie schoenen van zijn neef, ze hebben dezelfde maat. Hij mag ze gebruiken als het nodig is. Zijn eigen zijn kapot en nieuwe heeft hij nog niet.
Nick is nieuwsgierig en wil ze graag even zien. Wout pakt zijn tas en haalt een mooie gymschoen tevoorschijn. Samen bekijken ze hem.
Daar komt de bus aanrijden. De chauffeur remt. Zou hij voor de jongens stoppen? Er zijn geen wachtenden. Voor hij stil staat, roepen de jongens, dat ze niet meegaan!
Vlug pakken ze elk hun tas en gaan verder lopen. Ze moeten bij een zebra oversteken. Zo’n pad kennen jullie wel hè? Daar moet je goed uitkijken! Als ze net op de zebra staan, schrikken ze. De klokken van een toren vlak bij hen beginnen te luiden. Ze lopen door. Als ze de overkant bereikt hebben, staan ze even stil. Wat een hard, maar toch wel mooi geluid. En dan klinkt er nog wat. Er komt iets aanrijden. Dat maakt ook lawaai. Het is een tractor. Wat zijn er toch veel soorten geluiden.
De tractorrijder zwaait naar de jongens. Ze wuiven met beide handen terug. De jongens lopen weer verder.
Ze komen voorbij een speelgoedwinkel. In de etalage is van alles te zien. Ook Lego. Daar hebben de jongens thuis, ook wel mee gespeeld, alleen, maar ook wel samen.
‘Weet je nog van die ene steen?’, roept Wout. ‘Zeker wel!’, roept Nick lachend. ‘We kregen ruzie bij mij thuis om dat ene mooie blokje. Allebei wilden we dat blokje hebben. We hebben er toen een dobbelwedstrijd van gemaakt. Ik had een plastic bord. Ieder hadden we een stukje papier, waarop we een tekening maakten. Die plakten we op dat plastic geval. Toen hielden we het allebei zo vast, dat het op de zijkant de grond zou raken. Het plaatje dat te zien was, kwam van de winnaar. En dat was jij! Maar het blokje was toen niet zo belangrijk, toen mijn moeder riep, dat er wat lekkers in de keuken stond. Dat was smullen! En toen hebben we er helemaal niet meer aan gedacht! Wie had dat verwacht!’ Ze lopen verder, ieder richting zijn eigen huis.