De 10 woorden in dit verhaal zijn:
dagboek, mok, knie, thermometer, kaars, fietsband, mol, neus, doperwt en appelsap
De schoolbel luidt. Het is tijd om naar huis te gaan. Als de kinderen hun jassen aan hebben – en als het nodig is ook hun dassen – opent de meester de buitendeur. Mike, een leerling, loopt nog vlug terug naar zijn klaslokaal. Hij is zijn zelf versierde kaars vergeten mee te nemen. Die had nog steeds bovenop de kast staan pronken! De meester had hem ingepakt en op zijn tafeltje gelegd. Er was gelukkig nog een beetje ruimte in zijn tas.
Vlug glipt hij ook mee naar buiten. Als hij buiten het schoolhek komt, ziet hij een meisje staan met een fiets. ‘Jij bent toch Marianne?’ Ze knikt ja. ‘Waarom stap je niet op je fiets?’, vraagt Mike. ‘Dat heb ik gedaan, maar de achterband is leeg. Het is nu al de tweede keer dat ik een lege fietsband heb in een paar dagen tijd! Siska zei gisteren dat Meta, een meisje uit mijn klas, de schuldige was. Zij had met een pennetje aan mijn band geknoeid. Misschien heeft ze dat nu weer gedaan!’
‘Meta de Jong, die ken ik. Dat is een buurmeisje van mij. Ik zal het haar straks eens vragen. Wij spelen vaak met elkaar.’ , zegt Mike.
‘Ik loop nu vlug bij mijn opa en oma langs, die wonen hier vlakbij. Opa wil vast die band wel plakken!’ ‘Mijn vader komt mij dan wel bij opa en oma ophalen!’ Marianne gaat op weg naar haar grootouders. Die zijn blij als ze hun kleindochter weer eens zien.
‘Ik zal je mama even bellen. Misschien willen ze straks even mee-eten. Ik ga kippenpootjes braden. Er zijn er genoeg!’, zegt oma als Marianne binnenkomt. ‘Help jij opa maar even met het plakken van de band. Je leert ervan en dan is dat maar weer gebeurd.’ Opa is al druk bezig. Hij heeft zijn neus ook gestoten tegen een plank. Gelukkig valt het allemaal mee met het wondje. Banden plakken kan hij als de beste. Ze zijn snel klaar!
‘Marianne, pak jij die kom met appelsap even?’ vraagt oma. ‘Dat is toch geen kom, oma! Het is een mok!’ Oma lacht. ‘Ze hebben dezelfde letters. Maar dan omgekeerd. Je moet die kom niet omkeren hoor! Dan heb je geen drinken meer!’ Oma pakt een potlood. ‘Kijk, dit bedoel ik!’ Zij schrijft: “kom”. ‘Lees dat eens van achter naar voor. Wat staat er dan?’ ‘Dat zei ik net!’ ‘Zo zijn er veel meer woordjes. Als je ze van achter naar voren leest, betekenen ze iets anders. Zal ik er eens een paar opschrijven?’
Zal ik maar vast naar het raam lopen!
Ik lig in bed en gil ineens!
Op de top van de heuvel staat een pot met bessen.
Heb je dat potlood al in de la gedaan?
Als jij de sla pakt, pak ik de saus.
En zo zijn er veel meer woordjes. Ook wel met meer letters.
Kom op Marianne, pak jij die … even?
En je mag niet door rood licht rijden bij het stoplicht.
‘Zo is het wel mooi geweest!’ Opa komt de kamer binnen.
‘Het is al een stuk kouder dan vanmiddag. Ik zal de verwarming een stukje hoger zetten. Ik zag net in de hal op de thermometer dat het hier best wat warmer mag worden!’
‘Opa, wat is dat voor een oud boek daar op de kast?’ ‘Een boek waar ik vroeger in geschreven heb! Iedere dag een stukje. Het is mijn oude dagboek. Ik was toen iets ouder dan jij nu!’ ‘Mag ik het eens zien?’ ‘Zien wel, maar lezen nog niet. Misschien over een paar jaar.’
Opa pakt het boek en zet Marianne op zijn knie. Het is soms netjes geschreven. Soms een gekrabbel. Hier en daar is een gedichtje te zien. Opa wijst er een aan. Dat gaat over een pan snert met daarin een huilende doperwt.
Daar gaat de voordeurbel. Er komt bezoek! Jullie weten al wie dat zijn!
Ze zitten al snel te smullen en te kletsen. Oma vraagt ook nog: ‘Hebben jullie de laatste aflevering van Wie is de mol? op de tv gezien? Ja? Hij was het toch? Die grapjas! Hoe heet hij ook alweer?’ ‘Wie de mol is, weet toch niemand. Er zijn er zoveel!’ roept Marianne. ‘Ik weet wel wat het is. Een beestje, dat meestal in de grond zit. Daar graaft hij gangetjes!’ ‘Ik vertel thuis wel, wat we bedoelen’, zegt mama. Ze hebben het programma alle vier gezien. Allemaal hadden ze het leuk en spannend gevonden!
Mike heeft met Meta gepraat. Dat had hij toch beloofd! Siska had toch gezegd dat Meta de band van Marianne’s fiets kapot gemaakt had! Dat was een gemene opmerking geweest. Siska had het zelf gedaan en wilde zo Meta pesten.
Wat moet Marianne doen? Ze praat er met haar moeder over. Die zoekt wel een oplossing! Mams praat ook nog, zoals beloofd, over dat tv programma met de naam van dat mormeltje. Daar had ze het bij opa en oma toch over gehad? Marianne vond het kruipertje leuker!