De 10 woorden in dit verhaal zijn:
geitjes, prijs, boter, drinken, zuurstok, glijbaan, hotel, riem, wereldbol en kiezen
Het is een prachtige voorjaarsdag. Arlette en Koert lopen, samen met oma en opa, door een rustige dorpsstraat. Ze hebben net een klein restaurantje verlaten. Het was nog net iets te fris geweest om op het terras te zitten. Binnen was het gezellig. Ze hadden achterin het zaaltje gezeten. Je had daar een heel mooi uitzicht op het terras. Maar het verrassende was, het weilandje op de achtergrond geweest.
‘Oh kijk eens!’, riep Arlette: ‘Daar lopen schaapjes!’ ‘Als het schaapjes waren, zou je ze lammetjes moeten noemen. Maar dat zijn het niet. Het zijn geitjes. Toch noemt men ze ook lammetjes. Snap je het?’ ‘Ja, jonkies van een schaap of geit noemt men allebei lammetjes!’ ‘Daar lopen dus lammetjes. Als je het precies wil zeggen: schaaplammetjes, of geitlammetjes’, roept Koert.
De ober komt eraan met het drinken. Alle aandacht gaat nu daar heen. Want hij gaat ook lekkere gebakjes uitdelen. ‘Hebben jullie het speeltoestel in de hoek al gezien? Maar dat zullen jullie wel niet zo leuk vinden!’ zegt opa. Hij weet wel beter! Het is niet duidelijk te zien dat er in de hoek een glijbaan staat. Opa is nog maar net uitgepraat of er klinkt: ‘Mogen wij er nu heen? Super!!’ Opa opent de deur. ‘Ga jullie gang’, zegt hij lachend en maakt een buiging. ‘Voorzichtig hè! En denk erom, je hoeft daar geen riem om hoor!’ ‘Ik heb geen zin om te bungelen als je die wel om zou moeten!’ ‘Jij houdt je jongere zusje wel in de gaten he? Ik ga onderaan de baan staan. Het is een heel glad geval. Het lijkt wel of ze hem met boter ingesmeerd hebben!’
Oma komt kijken. Zij geniet ook van dat vrolijke gedoe. ‘Durft oma ook wel een keertje te glijden?’, roept Arlette. Oma staat al bij het trapje. Klimmen en glijden? Daar gaat zij! Oma is niet bang! ‘Oma heeft een prijsje verdiend’, zegt Koert, terwijl hij in zijn handen klapt. ‘Dat houdt oma tegoed!’
Ze moeten weer door het restaurant om naar de uitgang te kunnen. Oma had de afrekening al geregeld. Toen ze langs de kassa liepen. Kreeg de jeugd nog een zuurstok. Arlette begint te lachen en hangt het lekkere ding om haar oor. De ober ziet dat en hangt ook een om het andere oor. Koert wordt niet vergeten hoor!
Bij de deur hangt een grote plaat. Er staat een bol op! ‘Wat staat daaronder met die grote rare letters?’, vraagt Arlette. Dat is inderdaad moeilijk te zien. Er staat GLOBE.
Het lijkt een heel oude plaat.
‘En nu terug naar het hotel. Mama zal alles wel ingepakt hebben! Dan kunnen we weer terug naar ons eigen huis!’, zegt oma. ‘Leuk weekendje gehad hè?’ ‘Heel gaaf’, roepen ze in koor.
Als ze het gebouw ingaan is het druk in de hal! Er zijn een aantal mannen druk bezig. Dan zien ze waarmee! Het is een grote bol op een standaard. Ze zetten hem op de poten. ‘Dat lijkt op de globe op die plaat’, zegt Arlette. ‘Dat is het ook’, antwoordt Koert. ‘Het is een wereldbol of globe. Je mag zelf kiezen, hoe je hem noemen wilt’.
Daar komt mama aan. Zij ziet meteen dat grote ronde geval. Ze zet de bagage op de grond en loopt erheen. ‘Koert, wijs jij eens even aan waar ons landje ligt!’ Hij mag er nog niet aankomen. Niet aankomen, maar hij kan het wel aanwijzen! Hij kijkt even goed. Ons Nederland is te zien. Hij wijst er naar. ‘Ik snap er niets van!’, zegt Arlette, ‘We wonen toch niet op een bol?’ ‘Dat leg ik nog weleens uit! En nu naar de auto om richting huis te gaan!’