De tien woorden in dit verhaal zijn:
stokbrood, kaas, bril, theelichtje, ladder, Spanje, vogelhuisje, komkommer, blik en boot
Verhaal:
‘Marius, je moet me niet voor de voeten lopen. Als je tenminste de ladder niet tegen je aan wilt hebben!’ Papa heeft het klimgeval uit de schuur gehaald. Hij heeft het nodig voor een karweitje. De harde wind heeft vannacht het vogelhuisje een andere plaats gegeven. In plaats van aan de boomstam te hangen, ligt het nu op de grond. Gelukkig nog onbeschadigd! Marius had dit houten huisje wel eens van dichtbij willen zien. Daarom liep hij erheen. Nu moet hij maken dat hij wegkomt. Een paar meter verder blijft hij staan. Papa heeft nu alle ruimte om naar de boom te sjouwen met dat lange geval. Als pa het rechtop tegen de boom gezet heeft, raapt hij het gevallen voorwerp op. Hij roept Marius: ‘Nu kun je het goed bekijken!’ Papa doet een klepje omhoog, zodat het ook van binnen bekeken kan worden. ‘Daar hebben dus die kleine vogeltjes tijdelijk gewoond!’, roept Marius.
Als pa het huisje weer geplaatst heeft, waar het al heel lang gehangen heeft, ruimt hij snel al het gereedschap weer op. Vader en zoon kijken nog even omhoog naar het hangende woninkje. Dan gaan ze hun eigen huis in via de keuken. Mama is daar bezig om het eten voor de avond klaar te maken. Ze heeft een komkommer in haar hand. Die verandert in kleine stukjes om te verdwijnen in een salade. Er wordt meer bereid dan normaal. Er komen straks mensen, die wel trek zullen hebben in een lekkere hap. Op het aanrecht staat ook nog een leeg blik. De inhoud is ook verwerkt in de maaltijd.
Het bezoek komt uit Spanje. Nee, niet die bekende man met zijn pieten. Die boot blijft daar nog wel een poosje! Het is nog lang geen winter. Het zijn buren, of beter gezegd, dat waren zij een paar jaar geleden. Zij zijn vertrokken, omdat de buurman en zijn vrouw wel moesten. Zij hadden daar allebei ander werk gekregen. Er verandert dan natuurlijk veel! Pa en ma gaan nog rustig even aan de keukentafel zitten. Ma heeft de thee al gezet. De pot staat op het theelichtje om lekker warm te blijven. Ma haalt de bril, die verre van schoon is, van haar neus. Het krijgt een goede schoonmaakbeurt. Marius drinkt zijn beker vruchtensap leeg. Bijna laat hij de boel vallen. Zo schrikt hij.
Bij de voordeur wordt gebeld. Jullie weten wie dat zouden kunnen zijn. En ja hoor! Als ze elkaar willen begroeten, moet er eerst wat neergelegd worden op het kastje. Twee papieren zakjes. In elk zit een Frans stokbrood. Na een hartelijke begroeting verdwijnen de twee zakken naar de keuken. Met een lach in haar ogen vraagt de buurvrouw: ‘Jullie hebben die lekkere Hollandse kaas wel in huis, hè? Dat hadden we afgesproken!’ ‘Wat dacht je? Zoiets vergeet je toch niet!’, antwoordt mama met een lach.