De tien woorden in dit verhaal zijn:
pleister, gok, bot, bij, knal, poel, draad, winkel, brug en neus

Verhaal:

Er vliegt een bij zoemend rond. Vrolijk zwevend over de prachtige paars gekleurde hei. Boris loopt met zijn pa te wandelen op het pad over die hei. ‘Zie je die poel daar?’ vraagt vader aan zijn zoon. ‘Het is maar een smerige boel!’ ‘Bedoelt papa die waterplas daar?’ ‘Ja, ze hebben er niet voor niets een draad omheen gespannen! Het is toch een soort waarschuwing. En je weet het: Een gewaarschuwd mens….’ ‘Telt voor twee!!’, klinkt het. ‘Ja, je neemt een grote gok, als je er te dicht bij komt! Het risico is groot dat je erin ploft!’

Pa haalt een zakje uit zijn jaszak. Er zitten een paar lekkere koeken in. Ze smullen er allebei van. Het zoemende beestje heeft er ook wel zin in. Hij vliegt rond het tweetal. Boris vindt het maar niks. Ze verlaten het heideveld. Boris slaat om zich heen, omdat het beestje bij hen blijft. Ze gaan een brug over. Pa zegt: ‘Hou nu maar op met dat slaan!’ Nu gebeurt er iets, waar Boris al zo bang voor was. Zijn neus wordt gebruikt als landingsplaats. Verschrikt geeft hij een klap op dat uitsteekseltje van zijn gezicht.

Op hetzelfde moment klinkt er een knal. Dat geluid komt echt niet van die klap. Een man op een fiets heeft kennelijk niet goed opgelet. Hij botst tegen een paaltje. Hij valt met een van zijn blote benen tegen de stoeprand. Het is niet zo’n leuk uitzicht voor wie het ziet. De man zegt dat hij pijn heeft aan het bot van zijn knie. Er is ook een wondje te zien.

‘Dit is wel toevallig!’ zegt man, ‘Ik was op weg naar een drogist, hier vlakbij, om verbandspullen te kopen. Een pleister en zalf kan ik nu wel gebruiken!’

‘Kan je lopen?’, vraagt papa. De man staat wel weer op beide voeten. Hij doet een paar stappen. ‘Moeilijk!’, zegt hij, ‘Maar het gaat!’ ‘Wij lopen wel even met u mee naar de winkel. Als dat goed gaat, kunt u daarna misschien weer naar huis fietsen.’ Als ze de boodschappen gedaan hebben, gaat ieder naar zijn eigen huis . De ene op zijn fiets; de andere lopend. Ze zwaaien nog even naar elkaar.