De woorden in dit verhaal zijn:
trein, speelgoed, Ozosnel, dolfijn, stiften, vouwen, vechtjas, kapot, zakdoek en verf
Verhaal:
Hè, hè, eindelijk kunnen we gaan kijken, waar het paard van Sinterklaas op stal staat!”, roept Bram naar zijn zus Nora. De trein staat bijna stil. Het is een drukte om hen heen. Iedereen wil zo snel mogelijk uitstappen. Een oudere vrouw moet hier en daar een beetje steun zoeken, anders valt ze misschien. De mama van Bram en Nora zegt tegen haar: ”Houd mijn arm maar vast, dan help ik je met het uitstappen!” De vrouw kijkt dankbaar. “Niet dringen!”, roept een man. Hij heeft een wonderlijk kapsel. Zijn hoofd zit vol vlechtjes. Iemand probeert iets uit zijn broekzak te halen. Dat lukt uiteindelijk wel. Hij heeft nu een zakdoek in zijn hand. Hij veegt zijn voorhoofd en wangen ermee af. Dan snuit hij zijn neus erin leeg.
Bram en Nora worden bij het uitstappen ook geholpen door hun mams. Als ze het stationsgebouw verlaten, kijkt mama om zich heen. De bushalte moet hier vlakbij zijn. En ja hoor. Ze lopen er snel heen. Elk … aan een hand van mama. Jullie weten waarom dat is. Bij de bushalte hangt een groot plakkaat en weet je wat daarop staat? Een gewond beest. “Ach!”, roept Nora: “Die dolfijn heeft vast pijn! Kijk maar, hij heeft een scheur in zijn nek!”
Ma heeft al gezien, welke bus hen naar de stal van Ozosnel kan brengen. Er staan al veel mensen te wachten. Als iedereen ingestapt is, kan dus de bus vertrekken. Op de achterbank zit ook een meisje. Ze huilt. Een vrouw die naast haar zit vraagt waarom zij zo verdrietig is. “Mijn etui met stiften is kapot! Ik had dat te laat in de gaten! Nu liggen ze in de bus verspreid. Zoeken is nu niet mogelijk. Maar ja, het is ook eigen schuld, dikke bult!!” Het huilen is veranderd in glimlachen. “Misschien zijn er nog een paar heel. Dan kan de persoon, die de vloer van de bus schoonmaakt, er iemand blij mee maken!” Door twee uitgangen kan men de bus verlaten. Die is dus snel leeg. Nu naar de stal. Als ze daar aankomen, is de teleurstelling groot. Het mooie witte paard is ‘s morgens al vroeg opgehaald en naar de Sint gebracht. “Ik kan nu hetzelfde zeggen als dat meisje in de bus. Eigen schuld, dikke bult!. Dat geldt voor alle mensen die hier nu voor een lege stal staan. We hadden het kunnen weten, als we het, hoe dan ook, gevraagd hadden! Misschien zien we haar wel met de Sint op haar rug!!
We gaan nu maar weer terug. Ze lopen via een andere weg weer naar de bushalte. Ze komen langs een winkel, waar ze van alles verkopen. “Laten we hier even naar binnen gaan. Misschien hebben ze de verf, die ik nodig heb, hier wel!” Dat is er inderdaad! De kinderen lopen langs het vele speelgoed.
Ze openen ook voorzichtig enkele dozen, maar sluiten ze ook weer. Soms moeten ze iets weer dicht vouwen. Alles blijft netjes achter. Er worden nog een paar kleine dingen gekocht. En nu naar de bushalte. Als ze daar aankomen, moeten ze nog een half uur wachten voor hij vertrekt. “Ik haal snel even voor ieder van ons een lekker broodje. Ik zag net, waar je die kunt kopen.” Ze was spoedig terug met de hapjes. Het smaakte heerlijk!!